Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2389/GA, 5 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2389/GA

betreft: [klager] datum: 5 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 juni 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsvrouw mr. M. Tiebosch - mr. J.A. Castelein - en [...],
juridisch medewerker bij de locatie Zoetermeer, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de directeur klager niet heeft gecompenseerd voor de op 10 februari 2012 en 17 februari 2012 onderbroken sportmomenten.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. De beklagcommissie heeft volgens klager het beklag ten onrechte ongegrond verklaard en overwogen dat zij het
aannemelijk acht dat het niet mogelijk is onverwacht een voorval als een calamiteit op te vangen. Klager kan begrijpen dat in geval van een calamiteit het sportmoment onderbroken wordt. Hij is het er echter niet mee eens dat dit niet gecompenseerd zou
kunnen worden. De directeur heeft een zorgplicht en dient te zorgen voor een alternatief sportmoment. Niet gebleken is dat de directeur een poging heeft gedaan om klager voor de vervelende gevolgen van de calamiteit te compenseren. In dit verband wordt
namens klager verwezen naar jurisprudentie van de beroepscommissie waaruit volgt dat de directeur een inspanningsverplichting heeft om te zoeken naar mogelijkheden om gedetineerden te compenseren voor gemiste sportmomenten. Volgens klager was er in de
dagen na de onderbroken sportmomenten voldoende tijd en ruimte om hem te compenseren. Bovendien had de directeur de onderbroken sportmomenten ook op een andere manier kunnen compenseren, door bijvoorbeeld een telefoonkaart te verstrekken. Klager
verblijft op een kleine afdeling met ongeveer 10 of 11 gedetineerden. Hij brengt al heel veel tijd door op zijn cel, dus sport is erg belangrijk voor hem.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. In de inrichting verblijven ongeveer 385 gedetineerden en er is circa drie tot vier keer per dag een alarm vanwege een
calamiteit. Er is een strak gepland dagprogramma. Het is volgens de directeur dan ook niet mogelijk om alle gedetineerden in geval van een calamiteit te compenseren. Klager verblijft in een individueel regime. Indien er alarm is op klagers afdeling
dient er bijstand te komen van het personeel van andere afdelingen. Dit duurt soms een paar minuten. Tot die tijd worden de op klagers afdeling verblijvende gedetineerden ingesloten. Er was sprake van een overmachtsituatie. In het algemeen wordt wel
geprobeerd om gedetineerden voor gemiste activiteiten te compenseren, maar met een calamiteit is dit bijna niet mogelijk. Er is in dit geval geen overleg geweest over een mogelijke compensatie.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 48, tweede lid, van de Pbw heeft een gedetineerde recht op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende tenminste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet.

Onweersproken is dat op 10 februari 2012 en op 17 februari 2012 klagers sportmoment is onderbroken in verband met een calamiteit. Klager is hierdoor geschonden in zijn recht om minimaal twee keer per week drie kwartier sport te beoefenen. Naar het
oordeel van de beroepscommissie is voldoende komen vast te staan dat de onderbreking van de sportmomenten is veroorzaakt door overmacht aan de zijde van de directeur. Niet gebleken is echter dat de directeur heeft getracht om klager te compenseren voor
de onderbroken sportmomenten. Nu aannemelijk is geworden dat de directeur bedoelde inspanning niet heeft verricht, zal het beroep dan ook gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog
gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 5 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven