nummer: 12/1416/TB
betreft: [klager] datum: 23 oktober 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 24 april 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 september 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. R. Polderman en, namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager om overplaatsing naar een reguliere behandelinrichting van FPC Veldzicht afgewezen.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 6 november 2003 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 29 augustus 2007 geplaatst in FPC De Rooyse Wissel. Bij beslissing
van 6 oktober 2008 is klager overgeplaatst naar FPC Dr. S. van Mesdag. Op 10 mei 2011 is door FPC Dr. S. van Mesdag verzocht om herselectie. Bij beslissing van 4 juli 2011 is klager overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden. Bij brief van 1 maart 2012 is
namens klager verzocht om overplaatsing naar FPC Veldzicht. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 24 april 2012 afgewezen.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf was klager zeer gemotiveerd om behandeld te worden. In FPC De Rooyse Wissel ging het goed, maar klager werd overgeplaatst omdat ook een familielid van het slachtoffer van klagers indexdelict in De Rooyse
Wissel zat. Klager vertrouwt de behandelaars in FPC De Kijvelanden niet. Klager is daar gesepareerd en er is dwangmedicatie toegepast. Klager wil naar FPC Veldzicht omdat in De Kijvelanden geen behandelrelatie tot stand komt. De banden met klagers
sociaal netwerk liggen onder druk in verband met de reisafstand. FPC Veldzicht ligt dicht bij de woonomgeving van het netwerk, hetgeen zijn behandeling ten goede komt. Klagers zoon, zijn zussen en nichtjes komen nu weinig op bezoek en hij heeft twee
vriendinnen al meer dan een jaar niet gezien. Met hen telefoneren is geen reële optie, omdat klager maar € 5,= op zijn telefoonkaart mag zetten, terwijl er bovendien beperkte beltijden zijn en er niet altijd iemand op kantoor is om de telefoon op te
nemen. Als klager niet overgeplaatst wordt, dan wil hij naar een longstayvoorziening om de kwaliteit van zijn leven te verbeteren.
De raadsman heeft de afwijzende beslissing ontvangen op 2 mei 2012 en op 3 mei 2012 is beroep ingesteld. Klager weet niet wanneer hij de beslissing heeft ontvangen. Klager is dus ontvankelijk in zijn beroep.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep is niet tijdig ingediend. Er zijn geen behandelinhoudelijke argumenten om klager over te plaatsen. Klager weigert mee te werken aan zijn behandeling in FPC De Kijvelanden. Hij vermijdt de behandelaars. De Kijvelanden blijft de mogelijkheden
voor behandeling onderzoeken. Geprobeerd wordt het verblijf voor klager te optimaliseren en klager te motiveren deel te nemen aan de behandeling. In een andere inrichting zal klagers houding niet anders zijn. Uit de wettelijke aantekeningen blijkt dat
langzaam aan meer contact ontstaat met klager. Een overplaatsing zal geen meerwaarde hebben. Het overplaatsingsverzoek is begrijpelijk, maar niet van doorslaggevende betekenis, zoals blijkt uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie.
4. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep overweegt de beroepscommissie als volgt. De afwijzende beslissing is genomen op 24 april 2012 en per gewone post verstuurd naar de raadsman. Het beroepschrift is gedateerd op 3 mei 2012 en op
dezelfde dag door het secretariaat van de Raad ontvangen. Nu niet is vast te stellen wanneer klager kennis heeft genomen van de bestreden beslissing, is de beroepscommissie van oordeel dat klager kan worden ontvangen in het beroep.
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
In het dossier bevinden zich de wettelijke aantekeningen van 2011/2012. Hieruit blijkt dat klager op 7 juli 2011 naar FPC De Kijvelanden is overgeplaatst in het kader van een nieuwe behandelpoging. Sinds zijn binnenkomst in FPC De Kijvelanden heeft
klager te kennen gegeven dat hij daar niet wil zijn. Uit de inlichtingen van de hoofdbehandelaar blijkt dat klager een afwerende houding heeft richting de staf op het gebied van behandeling en de staf alleen benadert voor praktische zaken. Klager is
vervolgens op 12 december 2011 intern overgeplaatst van afdeling Jade naar afdeling Kobalt waar klager wordt gemotiveerd aanwezig te zijn bij de groepsmomenten en het contact aan te gaan. Uit de wettelijke aantekeningen van het eerste en tweede
kwartaal
van 2012 blijkt dat een positieve ontwikkeling is ingezet, onder andere doordat klager inmiddels deelneemt aan een dagbestedingsblok. Volgens de hoofdbehandelaar kan bij het verder optimaliseren van het contact met klager een behandeltraject binnen de
huidige kliniek worden vormgegeven.
Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat geen behandelinhoudelijke argumenten noopten tot toewijzing van het overplaatsingsverzoek. Het belang van het verbeteren van het contact met klager en het opbouwen van een behandelrelatie
door de kliniek weegt zwaarder dan klagers regionale voorkeur. Klagers wens dichter in de buurt van zijn netwerk geplaatst te worden, kan dan ook niet van doorslaggevende betekenis zijn. De beslissing tot afwijzing van het overplaatsingsverzoek kan
derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.P.G.L.M. Verbunt en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 oktober 2012
secretaris voorzitter