nummer: 12/1700/GA
betreft: [klager] datum: 19 november 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.G.L. Bovens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 mei 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 oktober 2012, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.G.L. Bovens, gehoord.
De directeur van de p.i. Grave heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van goederen bij gelegenheid van een overplaatsing vanuit de p.i. Grave naar de p.i. Vught.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zou op 19 september 2011 worden overgeplaatst naar de p.i. Vught. Hij kreeg drie dozen uitgereikt om zijn eigendommen in te pakken. Een van die dozen mocht hij zelf meenemen naar Vught. De andere twee dozen zijn overgebracht naar de badafdeling.
Omdat klager wist dat het langer kon duren voordat zijn goederen zouden worden vervoerd naar Vught, heeft hij afgesproken dat de dozen zouden worden uitgevoerd via zijn vriendin en dat zij deze dozen ter invoer zou aanbieden in Vught. Toen zijn
vriendin
op 18 september 2011 op bezoek kwam, bleek er geen uitvoer voor klager klaar te staan. Desgevraagd zei de badmeester tegen klagers vriendin dat het erg druk was op de badafdeling en dat een en ander nog niet in orde was. Op 21 september 2012 zijn
klagers eigendommen vanuit Grave naar Vught verzonden. In de doos die klager uitgereikt kreeg zaten spullen die aan medegedetineerde toebehoorden. In die doos zaten geen eigendommen van klager. Klager kreeg zijn kleding in Vught uitgereikt in een
plastic zak. Toen klager die zak opende bleek dat er geen enkel kledingstuk van klager in die zak zat. Door de badafdeling van Vught is vervolgens op 22 september contact opgenomen met de badafdeling in Grave. Door Grave werd gemeld dat de eigendommen
van klager zouden worden nagezonden; een en ander bleek nog in Grave te liggen. Een dergelijke nazending heeft nooit plaatsgevonden. Klager mist jassen, trainingspakken, handdoeken, shirts en andere kledingstukken. Hij mist ook een Gamecube, cd’s en
spelletjes. Klager kan geen exacte waarde van de vermiste goederen noemen.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep gehandhaafd.
3. De beoordeling
Aannemelijk is dat – een aantal – aan klager toebehorende goederen bij zijn overplaatsing vanuit de p.i. Grave naar de p.i. Vught zijn achtergebleven en niet zijn nagezonden. Onduidelijk is of die goederen vanuit Grave verstuurd zijn, ze zijn in ieder
geval niet in de p.i. Vught aangekomen. Gelet daarop is de directeur van de p.i. Grave aansprakelijk voor die vermissing. De uitspraak van de beklagrechter kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor de toekenning van een financiële tegemoetkoming. Zij merkt daarbij op dat die tegemoetkoming geen vergoeding is voor de door klager gestelde schade doch slechts voor het door klager ondervonden ongemak.
Klager kan zich voor een vergoeding van de schade met een verzoek daartoe richten tot de directeur van de p.i. Grave, dan wel kan hij een beroep doen op de burgerlijke rechter.
De beroepscommissie zal de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming vaststellen op
€ 100,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 november 2012
secretaris voorzitter