Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1696/GA, 19 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1696/GA

betreft: [klager] datum: 19 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Kemper, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 mei 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 oktober 2012, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Jansen, gehoord.
De directeur van de p.i. Grave heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het niet meewerken aan een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft moeite met het produceren van urine onder toezicht. In de inrichtingen waar klager eerder verbleef, is er steeds iets met hem geregeld ten aanzien van dit probleem. Na de urinecontrole waarvan hier sprake is, heeft klager nog een keer een
urinecontrole gehad. Die controle is goed verlopen. Klager heeft op meerdere manieren geprobeerd urine te produceren. Er is ook gewerkt met een spiegelwand, dat werkte voor klager ook niet. Hij heeft nooit met de inrichtingsarts gesproken over dit
probleem. Klager heeft voor zijn onmogelijkheid om onder visueel toezicht urine te produceren geen verklaring. Klager is van mening dat er een mogelijkheid zou moeten zijn om hem in staat te stellen urine te produceren zonder visueel toezicht, waarbij
de mogelijkheid van fraude zou kunnen worden uitgesloten. Omdat hem in andere inrichtingen wel die mogelijkheid is geboden, is er volgens klager sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel en van het verbod op willekeur.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep gehandhaafd.

3. De beoordeling
Door en namens klager is gesteld dat klager niet in staat is om onder (visueel) toezicht urine te produceren en dat dit, nu klager in de gelegenheid had moeten worden gesteld op een andere wijze urine te mogen produceren, de oplegging van de
onderhavige
disciplinaire straf onredelijk en onbillijk maakt.
De beroepscommissie volgt die stelling van klager niet. Indien (en voor zover) klager psychische en/of medische problemen zou hebben met het produceren van urine onder visueel toezicht, had het op de weg van klager gelegen om dit probleem aan een lid
van de medische dienst voor te leggen. Dat heeft klager niet gedaan.
Voor zover klager gesteld heeft dat er sprake is van schending van het verbod op willekeur, geldt dat onder omstandigheden van de regel van visueel toezicht kan worden afgeweken, maar alleen op basis van een advies van de inrichtingsarts of
–gedragskundige, na door klager afgegeven signalen. Nu dergelijke signalen niet zijn gegeven, is er in dit geval geen sprake van enige schending van het gelijkheidsbeginsel of het verbod op willekeur.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de
beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven