Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2695/GB, 15 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2695/GB

Betreft: [klager] datum: 15 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.H. Kappelhof, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 augustus 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager in de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen.

2. De feiten
Klager is sedert 21 februari 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden. Op 30 augustus 2012 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen, een inrichting als
bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil worden geplaatst in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) met regimair verlof. Het OM heeft negatief geadviseerd omdat sprake zou zijn van gevaar voor maatschappelijke onrust en
gevaar voor het opnieuw plegen van strafbare feiten, maar dit advies is onvoldoende onderbouwd. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling in eerste aanleg. Hij is een ontkennende verdachte en hij heeft niet een dusdanig strafblad dat
hij
als een gevaar voor de samenleving dient te worden beschouwd. Bovendien is er geen enkele grond om te veronderstellen dat hij opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel dat terugkeer naar zijn woonadres tijdens verlof voor maatschappelijke onrust
zou
kunnen zorgen. Het feit waarvan klager wordt verdacht is namelijk niet gepleegd in zijn woonplaats, maar in Hoogezand. Klager is inmiddels ruim een half jaar gedetineerd en er is nog geen sprake geweest van verlof.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is geselecteerd voor een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling en niet voor een b.b.i. met regimair verlof aangezien het OM bezwaar
heeft tegen detentiefasering dan wel het verlenen van vrijheden in deze fase van de detentie. Klager is veroordeeld voor het plegen van een gewapende overval op een casino in Hoogezand-Sappemeer. Dit strafbare feit heeft geleid tot maatschappelijk
onrust in de regio en daarbuiten. Klager is eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, onder meer tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een ernstig strafbaar feit te plegen. Indien
klager verlof zou genieten bestaat volgens de selectiefunctionaris dan ook gevaar voor maatschappelijke onrust en het gevaar dat hij opnieuw strafbare feiten zal plegen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In het selectieadvies van de p.i. Leeuwarden is geadviseerd om klager eerst in een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling te plaatsen, in verband met het negatieve advies van het OM en gezien het feit dat klager nog
geen vrijheden heeft genoten. Uit het selectieadvies blijkt niet dat klager beschikt over een door de politie goedgekeurd verlofadres. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen
besluiten klager eerst te selecteren voor een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling. Bovendien is in het selectieadvies vermeld dat klager op de hoogte is gesteld van het advies en dat hij akkoord is. De op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 15 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven