Nummer: 12/3270/GB
Betreft: [klager] datum: 7 december 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar Unit 1 van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 28 augustus 2010 gedetineerd. Hij verbleef in Unit 5 van de
p.i. Vught, een extra beveiligde inrichting (EBI). Op 27 augustus 2012 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van Unit 1 van de p.i. Vught, een afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (b.p.g.-afdeling) met een individueel regime en een
uitgebreid beveiligingsniveau.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op 3 augustus 2012 heeft de beroepscommissie het door klager ingediende beroep van 16 april 2012 gegrond verklaard. De beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen de
beroepscommissie ten grondslag heeft gelegd aan deze beslissing. Klager meent dat de beslissing van de selectiefunctionaris tot overplaatsing van klager naar een b.p.g.-afdeling niet in lijn is met de beslissing van de beroepscommissie. Klager heeft in
afwachting van de bezwaar- en beroepsprocedure in kort geding de Staat gedagvaard. Klager verwijst ter onderbouwing van het beroepschrift naar een afschrift van de dagvaarding in kort geding. De selectiefunctionaris wijst er in een aanvullende reactie
d.d. 12 november 2012 op dat klager zich voorafgaand aan zijn detentie heeft schuilgehouden voor de politie. Dat is juist, echter schuilhouden is niet hetzelfde als ontvluchten. Het staat iedereen die gezocht wordt door de overheid immers vrij om zich
te verbergen. Er bestaat geen verplichting voor deze persoon om zich als verdachte te melden. Er is geen concrete aanwijzing dat klager wenst te ontvluchten. De rapportage van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) van 18 september 2010,
die
op 15 mei 2012 nog steeds actueel zou zijn, geeft daartoe ook geen aanwijzing. De bewering dat er rekening mee gehouden moet worden dat klager zal trachten met behulp van anderen te ontvluchten uit detentie wordt niet onderbouwd. De
selectiefunctionaris
merkt voorts op dat plaatsing van klager op een b.p.g.-afdeling, gelet op het belang van het realiseren van een ongestoorde rechtsgang, gerechtvaardigd is. Hiermee wordt kennelijk bedoeld dat voorkomen dient te worden dat klager medeverdachten of
getuigen in de Passage-zaak kan beïnvloeden. Deze veronderstelling is niet onderbouwd. Bovendien bevindt klager zich in de Passage-zaak niet in voorlopige hechtenis en is deze zaak inmiddels afgerond.
Klager wil het beroep graag nader mondeling toelichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft geen gronden aangevoerd in beroep. De selectiefunctionaris verzoekt de beroepscommissie derhalve klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.
De selectiefunctionaris verwijst voor een subsidiair inhoudelijk standpunt naar de bestreden beslissing.
De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing in een aanvullende reactie van 12 november 2012 verder toegelicht. Bij uitspraak van 3 augustus 2012 heeft de beroepscommissie het door klager ingediende beroep tegen de beslissing tot verlenging
van
klagers verblijf in de EBI gegrond verklaard. Er moest derhalve een nieuwe beslissing genomen worden. Na de uitspraak van de beroepscommissie heeft een operationeel overleg plaatsgevonden. Dit overleg heeft geleid tot het bijstellen van klagers status
op de lijst Gedetineerden met een Vlucht- en Maatschappelijk risico (GVM-lijst) van ‘extreem’ naar ‘hoog’. Klager dient derhalve in een inrichting met een verhoogd beveiligingsniveau (beveiligingsniveau 3) te worden geplaatst. Op 22 augustus 2012 heeft
de directeur van de EBI een nieuw selectieadvies opgesteld waarin wordt geconcludeerd dat klager geplaatst dient te worden op een b.p.g.-afdeling. De selectiefunctionaris heeft klager, gelet op het bestaan van een hoog vlucht- en maatschappelijk risico
en het belang van het realiseren van een ongestoorde rechtsgang, op 23 augustus 2012 geselecteerd voor overplaatsing naar de b.p.g.-afdeling van de p.i. Vught. Uit het rapport van het GRIP van 28 september 2010 blijkt dat uit het onderzoek in de
Passage-zaak en uit andere rechercheonderzoeken naar voren is gekomen dat klager mogelijk zal trachten om met hulp van anderen met geweld te ontvluchten uit detentie, dat hij de macht, middelen en contacten heeft om deze hulp te krijgen en dat hij zich
in het verleden mogelijk heeft verdiept in de zwakke plekken van de p.i. Vught en de EBI. Uit de rapportages van 15 mei 2012 en 6 november 2012 blijkt dat er thans nog steeds sprake is van een vlucht- en maatschappelijk risico. Hierbij is van belang
dat
klager zich vanaf eind 2006 tot het moment van zijn aanhouding op 27 augustus 2010, ondanks intensieve zoektochten en een internationale signalering, verborgen heeft weten te houden voor justitie en dat hij daarbij zowel voor wat betreft zijn
onderkomen
als voor wat betreft zijn financiële middelen werd gefaciliteerd door anderen. Het vluchtgevaar en het daaruit voortvloeiende maatschappelijke risico worden verder versterkt doordat klager als verdachte is aangemerkt in de Passage-zaak. Het
vluchtgevaar
en het maatschappelijk risico worden niet volledig tenietgedaan door de opheffing van de voorlopige hechtenis in deze zaak. Uit het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 maart 2012 blijkt eveneens dat klager de macht en de middelen heeft om te
ontvluchten.
De overplaatsing van klager naar een b.p.g.-afdeling is, gelet op het belang van het realiseren van een ongestoorde rechtsgang, eveneens gerechtvaardigd. Het moet voorkomen worden dat klager de kans krijgt medeverdachten en/of getuigen in de
Passage-zaak te beïnvloeden. Dit geldt te meer nu uit het onderzoek is gebleken dat getuigen bang en terughoudend zijn om te verklaren. Dit risico zal zich voordoen indien klager zich onttrekt aan detentie, maar ook bij een verblijf in een regulier
regime moet er rekening mee worden gehouden dat klager, al dan niet via derden, getuigen en/of medeverdachten kan beïnvloeden. In dit verband kan tevens worden gewezen op het proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid van
12 april 2011. Uit dit proces-verbaal blijkt dat informanten hebben aangegeven dat klager via derden getuigen in zijn strafzaak onder druk zet.
Klagers verzoek tot overplaatsing naar de b.p.g.-afdeling van de locatie De Schie te Rotterdam is afgewezen, omdat een medeverdachte van klager in de locatie De Schie verblijft. Klager heeft hiertegen geen beroep ingediend.
Zowel in het selectieadvies van 23 augustus 2012 als in de rapportage van het GRIP van 6 november 2012 is geconcludeerd dat het noodzakelijk is klager te monitoren en over te plaatsen naar een kleine setting. Een b.p.g.-afdeling is hiervoor bij uitstek
geschikt. Uit de productspecificatie beheersproblematische gedetineerden blijkt dat de b.p.g.-afdeling mede bedoeld is om vluchtgevaar te beheersen en een ongestoorde rechtsgang te realiseren.
4. De beoordeling
4.1. Nu klager in beroep gronden heeft aangevoerd, is hij ontvankelijk in zijn beroep.
4.2. Klager wil zijn beroep graag mondeling toelichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de beroepscommissie
het
verzoek af.
4.3. Unit 1 van de p.i. Vught is een b.p.g.-afdeling met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.4. Uit de productspecificatie beheersproblematische gedetineerden blijkt dat b.p.g.-afdelingen, in algemene zin, zijn bestemd voor mannen en vrouwen, die ongeschikt zijn voor een regime van algehele gemeenschap of een regime van beperkte
gemeenschap en meer in het bijzonder, voor gedetineerden met een extreme mate van beheersrisico vanwege:
- ...
- vluchtgevaar.
- ...
4.5. In artikel 5 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt bepaald dat gedetineerden die een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico vormen in uitgebreid beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen worden
geplaatst.
4.6. De beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 3 augustus 2012 (12/1255/GB) geoordeeld dat er geen gronden aanwezig waren voor een continuering van klagers verblijf in de EBI. De beroepscommissie heeft niet de overtuiging gekregen dat klager
een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt in termen van recidivegevaar voor geweldsdelicten. De beroepscommissie heeft tevens onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor de aanname dat klager bij een ontvluchting een
onaanvaardbaar maatschappelijk risico zou vormen.
4.7. Thans ligt voor de beoordeling van het beroep tegen de ongegrondverklaring van het door klager ingediende bezwaarschrift gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar Unit 1 van de p.i. Vught, een afdeling voor beheersproblematische
gedetineerden met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
In zijn beslissing van 16 oktober 2012 heeft de selectiefunctionaris de eerder genoemde uitspraak van de beroepscommissie aangehaald en vervolgens gesteld dat het gevaar voor onttrekking aan detentie onverminderd aanwezig blijft, zij het thans met de
kwalificatie hoog. Zolang er geen uitspraak van de rechtbank in de Passage-zaak is gedaan, acht de selectiefunctionaris een plaatsing in een AGG-regime een onaanvaardbaar risico omdat niet uitgesloten kan worden dat klager zich aan de detentie zal
onttrekken. Hoewel de voorlopige hechtenis van klager in het onderzoek “Passage” is opgeheven, is het bepaald niet vanzelfsprekend, aldus de selectiefunctionaris, dat hij ook zal worden vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat
voldoende
bewijs aanwezig is voor een veroordeling. En zo de rechtbank al zal vrijspreken, bestaat de mogelijkheid dat het bij het hof anders uitpakt.
In het licht van de overwegingen die door de beroepscommissie in de eerder genoemde uitspraak met betrekking tot het ontvluchtingsgevaar van klager zijn gebezigd, van welke overwegingen niet valt in te zien dat deze niet tevens voor de beslissing tot
plaatsing op de b.p.g.-afdeling zouden gelden, kan de onderhavige beslissing van de selectiefunctionaris, nu nadere informatie met betrekking tot het gevaar voor onttrekking aan de detentie niet is aangedragen, de beroepscommissie niet tot een ander
oordeel brengen dan in de eerdere beslissing met betrekking tot het verblijf in de EBI is gegeven.
Vervolgens merkt de beroepscommissie op dat er tevens van de zijde van de selectiefunctionaris geen argumenten, anders dan het vluchtgevaar, naar voren zijn gebracht waaruit zou blijken dat klager een ernstig beheersrisico voor zichzelf of anderen
vormt
en ten gevolge daarvan niet in staat dan wel ongeschikt is in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven en dientengevolge op een b.p.g.-afdeling moet worden geplaatst. Deze beslissing is, zonder nadere
onderbouwing, die ontbreekt, niet begrijpelijk, zeker niet in het licht van de verklaringen van de directeur in het selectieadvies dat klager tijdens zijn eerdere detentie gedrag vertoonde dat zo positief was dat hij als voorbeeld kon fungeren voor
zijn
medegedetineerden, en later dat hij netjes, correct en coöperatief jegens het personeel is, de contacten met personeel en medegedetineerden goed zijn te noemen en hij geen disciplinaire straffen en maatregelen tijdens zijn verblijf heeft opgelopen.
De rapportage van het Grip van 6 november 2012 waarin is geconcludeerd dat het noodzakelijk is klager goed te monitoren en, om dit te kunnen bewerkstelligen, te plaatsen in een kleine setting, wordt, anders dan door verwijzing naar eerdere
rapportages, niet met nieuwe feiten en omstandigheden onderbouwd.
De beslissing van de selectiefunctionaris moet dan ook als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een
nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden,
in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 7 december 2012
secretaris voorzitter