Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2017/GA, 3 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2017/GA

betreft: [klager] datum: 3 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 21 juni 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 november 2012, gehouden in de locatie Zuid van de p.i. Arnhem, zijn [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman, [...] heeft evenmin gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen, met cameratoezicht, wegens – kortweg – suïcidale signalen van klager.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Iedere uitspraak van een gedetineerde met betrekking tot de mogelijkheid van suïcide wordt door de inrichting zeer serieus genomen. Klager deed bepaalde uitlatingen in die richting hetgeen aan de inrichtingsarts is gemeld. De arts heeft vervolgens
geadviseerd klager in afzondering te plaatsen en cameratoezicht toe te passen. Klager is toen op 29 april 2012 in afzondering geplaatst. Klager is na een week, na eerder na een gesprek met een sociaal verpleegkundige terug te zijn geplaatst naar de
eigen verblijfsruimte, op advies van de psychiater teruggeplaatst in de afzonderingscel. Klager is op 1 mei 2012 voor het eerst door de inrichtingsarts bezocht. De arts is overigens nadrukkelijk betrokken in deze zaak. In beginsel komt de
inrichtingsarts tijdens het weekeinde en feestdagen alleen als er sprake is van daadwerkelijke verwondingen. De arts heeft na telefonisch consult aangegeven dat klager in een rustige omgeving moest worden geplaatst en dat hem medicatie moest worden
gegeven.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat er aanleiding was om klager – op advies van de inrichtingsarts – in afzondering te plaatsen, met cameratoezicht. Die beslissing van de directeur wordt niet onredelijk of onbillijk
geacht.
Ten aanzien van het niet tijdig door de inrichtingsarts bezoeken van klager geldt dat in artikel 4 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen het volgende is bepaald: “De directeur geeft van een plaatsing in een straf- of
afzonderingscel onverwijld kennis aan de arts die aan de inrichting verbonden is. De arts of diens vervanger, dan wel in diens opdracht de verpleegkundige, bezoekt de gedetineerde zo spoedig mogelijk in de straf- of afzonderingscel en na de melding,
bedoeld in artikel 24, zesde lid, van de wet, regelmatig.”
Vast staat dat de directeur de inrichtingsarts voorafgaand aan de plaatsing in de afzonderingscel in kennis heeft gesteld van die plaatsing. Daarmee heeft de directeur voldaan aan het bepaalde in artikel 4 van voormelde regeling. De omstandigheid dat
de
arts vervolgens heeft gemeend te kunnen volstaan met een telefonisch consult omdat er sprake was van een feestdag waarop hij niet in de inrichting aanwezig was, kan de directeur niet worden aangerekend. Indien klager zich niet kan verenigen met de
beslissing van de inrichtingarts dat kon worden volstaan met dat telefonisch contact en dat hij klager niet in persoon diende te bezoeken, dient hij zich – nu het hier medisch handelen van de inrichtingsarts betreft – ter bemiddeling te richten tot het
hoofd van de medische dienst bij de p.i. Ter Apel en kan hij, als die bemiddeling niet het door hem gewenste resultaat heeft, beroep instellen bij de (medische) beroepscommissie van de Raad.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, moet worden geoordeeld dat de uitspraak van de beklagrechter niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven