Nummer: 12/2750/GB
Betreft: [klager] datum: 3 december 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 augustus 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een afdeling van een beperkt beveiligde inrichting zonder regimair verlof, een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de
Regeling), afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 mei 2002 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de
penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.
2.2. Bij uitspraak van 6 november 2012, met nummer 12/2572/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 1 augustus 2012 van de alleensprekende beklagrechter
bij
voormelde inrichting betreffende de bejegening van klager door een medewerker, ongegrond verklaard.
3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. De selectiefunctionaris is mogelijk onjuist geïnformeerd, aangezien het selectieadvies is gebaseerd op onjuiste gegevens. Klager merkte dat het personeel van de
p.i. Krimpen aan den IJssel niet blij was met zijn komst in de inrichting. Hij kreeg bij binnenkomst op 30 augustus 2012 meteen negatieve reacties. Dit heeft te maken met onder meer het vermoeden van het personeel dat klager een relatie heeft gehad met
een personeelslid. Het BSD van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft door middel van knippen en plakken het selectieadvies aangepast. Ook is gebruikgemaakt van onjuiste gegevens van de locatie Noordsingel Rotterdam uit 1999. Deze gegevens betreffen
iemand anders met dezelfde achternaam, waarschijnlijk klagers neefje. Verder heeft het BSD gebruikgemaakt van oude gegevens uit de p.i. Vught, niet wetende wat er werkelijk is voorgevallen. Het is in ieder geval opvallend dat in de p.i. Vught sprake
zou
zijn geweest van seksueel getint gedrag en dit gedrag onbestraft is gebleven. Het selectieadvies is gewijzigd. In de originele en onbewerkte rapportages staat meerdere keren dat klager rustig is. In het selectieadvies is dit maar één keer vermeld.
Verder staat er ten onrechte in het selectieadvies dat klager heeft gezegd dat hij psychisch gestoord is. Dit is niet juist. Klager is ervan overtuigd dat zijn verstoorde relatie met het BSD heeft geleid tot het negatieve advies. Zijn strafrechtelijke
verleden en zijn detentieverleden mogen hem niet voor de rest van zijn leven achtervolgen. Tevens heeft de beklagcommissie nog geen uitspraak gedaan in een aantal beklagzaken van klager, zodat de meest recente incidenten nog niet bij de beoordeling
kunnen en mogen worden betrokken. Klager heeft geweigerd deel te nemen aan een traject in het kader van Terugdringen Recidive (TR). Hij kan daarom niet in een b.b.i. worden geplaatst, maar wel in een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid,
van
de Regeling. Klager verzoekt de door hem overgelegde rapportages te vergelijken met het selectieadvies. Tevens verzoekt klager om zijn beroep mondeling toe te lichten.
Klagers raadsman, mr. P. Bonthuis, heeft bij brief van 20 november 2012 het beroep namens klager als volgt nader toegelicht. In het selectieadvies van 16 augustus 2012 is in vergelijking met eerdere adviezen een aantal alinea’s verwijderd,
gewijzigd en toegevoegd. Tevens is klager één of meerdere malen door elkaar gehaald met zijn neef en/of broer. Namens klager wordt verzocht om de directeur een nieuw selectieadvies te laten opstellen en de directeur te vragen of er aanleiding bestaat
zijn advies te herzien. Tevens wordt verzocht de selectiefunctionaris te vragen of er aanleiding bestaat de bestreden beslissing te herzien.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Vanwege de negatieve adviezen van het OM en de inrichting is besloten om klagers verzoek af te wijzen. Klager is gedragsmatig negatief aanwezig, hij vertoont dwangmatig gedrag en hij heeft graag de touwtjes in handen. Verder heeft klager geweigerd om
deel te nemen aan “Binnen Beginnen”. Het OM heeft negatief geadviseerd vanwege de aard van de strafbare feiten en de wijze waarop deze zijn gepleegd. Klager is gelet op het voorgaande volgens de selectiefunctionaris op dit moment nog niet geschikt voor
plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling.
4. De beoordeling
Klager heeft verzocht om zijn beroep ter zitting toe te lichten. Nu de beroepscommissie zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om het beroep te beslissen, wijst zij het verzoek af.
Klager verbleef van 13 oktober 2011 tot 31 mei 2012 op een afdeling voor beheers problematische gedetineerden in de p.i. Vught. Op 2 mei 2012 is besloten om hem te selecteren voor een inrichting met een regime van algehele gemeenschap omdat hij zijn
gedrag in positieve zin had gewijzigd. Op 31 mei 2012 is klager op zijn eigen verzoek in de p.i. Krimpen aan den IJssel geplaatst. In het selectieadvies van de p.i. Krimpen aan den IJssel van 16 augustus 2012 is onder meer vermeld dat klager
gedragsmatig negatief aanwezig is, dwangmatig gedrag vertoont, graag de touwtjes in handen heeft en achterdochtig is. Hij bezit goede communicatieve eigenschappen en weet deze goed toe te passen. De directeur adviseert negatief ten aanzien van klagers
verzoek in verband met klagers gedrag. Het OM adviseert negatief in verband met de aard van de strafbare feiten en de wijze waarop deze zijn gepleegd.
In klagers penitentiair dossier bevinden zich kennelijk stukken uit 1999 van de locatie Noordsingel Rotterdam die zien op familieleden van klager. In het selectieadvies wordt bij de weergave van klagers detentiehistorie ten onrechte naar deze gegevens
verwezen. De beroepscommissie merkt op dat de selectiefunctionaris zich ervan dient te vergewissen dat de gegevens in het selectieadvies juist zijn. Nu echter voldoende aannemelijk is geworden dat kan worden uitgegaan van hetgeen in het selectieadvies
is vermeld ten aanzien van klagers gedrag ten tijde van zijn huidige detentie, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk
of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie ziet derhalve geen aanleiding om aan de verzoeken van klagers raadsman te voldoen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit,
voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 december 2012
secretaris voorzitter