Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2655/GM, 3 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2655/GM

betreft: [klager] datum: 3 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag Hoorn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 augustus 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 november 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager en namens de inrichtingsarts
[...], vestigingsdirecteur bij de p.i. Zwaag Hoorn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 juli 2012, betreft het niet adequaat handelen ten aanzien van klagers problemen met zijn vinger.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in beroep het volgende aangevoerd. De aandoening heeft hij opgelopen bij zijn aanhouding op 18 juni 2012. Op het politiebureau is er niet naar gekeken, klager heeft er op dat moment ook niet om gevraagd. Reeds bij binnenkomst (op 21 juni
2012) in de p.i. Zwaag Hoorn heeft hij gezegd dat er iets met zijn vinger aan de hand was. Zijn medische intake was op 25 juni 2012. Daarna is hij nog twee maal bij de medische dienst geweest met klachten aan zijn vinger. Hij kreeg te horen dat het
niets zou zijn, behalve een kneuzing. Klager stond er op dat er een foto gemaakt zou worden. Toen dat uiteindelijk gebeurde, bleek er sprake te zijn geweest van een fractuur, maar was een operatie niet meer zinvol. Klager heeft nog veel last van zijn
vinger en hij kan zijn vinger slechts 70 % bewegen. Klager had eerder naar het ziekenhuis gestuurd moeten worden. Klager wil nu ook meer zorg, er is al drie maanden niets gebeurd, er treedt ook geen progressie op. Hij wil niet altijd last van zijn
vinger blijven houden. Klager wil een second opinion over het eventueel alsnog opereren.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen. Op basis van de medische rapportage heeft de vestigingsdirecteur overleg gehad met het hoofd zorg. De kwestie is ter bemiddeling voorgelegd aan de medisch adviseur.
Op 7 augustus 2012 geeft klager aan met de uitkomst ervan akkoord te zijn, maar vervolgens gaat hij toch in beroep tegen de bemiddeling door de medisch adviseur. Na 7 augustus 2012 is klager niet meer voor consult bij de arts geweest. Dit gebeurde pas
op 1 november 2012 en toen sprak klager niet over de vinger. Klager had wel eerder behandeld moeten worden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie leidt uit de stukken en het verhandelde ter zitting af dat niet is vast te stellen dat klager de problemen aan zijn vinger daadwerkelijk bij de intake als zodanig bij de medische dienst onder de aandacht heeft gebracht. Mogelijk
heeft hij het terloops tijdens een of meer van de contacten genoemd, maar uit de medische rapportage blijkt hier niet van. Bij de intake op 25 juni 2012 is er in elk geval geen melding van gemaakt. Wel blijkt dat klager dit op 6 juli 2012 heeft gedaan.
Op 26 juli 2012 verzoekt klager om bemiddeling, nadat er een foto genomen is en klager meent dat de vinger geopereerd moet worden omdat deze gebroken is. In aanmerking genomen dat klager de kwetsuur aan zijn vinger heeft opgelopen op 18 juni 2012
tijdens zijn arrestatie en hier blijkens de stukken eerst op 6 juli 2012 uitdrukkelijk melding van maakt, waarbij dadelijk enig oriënterend onderzoek heeft plaatsgevonden, is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts
gericht op het afwachten van de verdere ontwikkelingen nadien niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het eerste contact nadien van klager met de medische dienst over deze klacht dateert immers van 23 juli
2012. Nadat klager opnieuw was gezien op 25 juli 2012 is dadelijk een afspraak voor een röntgenfoto gemaakt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, C.J. Ruissen en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven