Nummer: 12/3663/SGA
Betreft: [klager] datum: 23 november 2012
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. R.C. Fransen, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Westlinge te Heerhugowaard.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 20 november 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van vier dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 20 november 2012 om 09.50 uur en eindigend op 24 november 2012 om 09.50 uur, wegens de aannemelijkheid – op basis van observaties van een lid van het Interne Bijstandsteam (IBT) – van het in beheer
hebben van een mobiele telefoon.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 22 november 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 november 2012.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat op een stoel waar verzoeker
had gezeten (bij gelegenheid van een spitactie) de achterkant en accu van een mobiele telefoon is aangetroffen, direct nadat verzoeker van die stoel was opgestaan. Die omstandigheid, met daarbij het gegeven dat op de grond een telefoon zonder accu en
achterkant is aangetroffen, maakt dat de directeur kon oordelen dat verzoeker een mobiele telefoon, hetgeen moet worden aangemerkt als contrabande, in zijn beheer heeft gehad. Gelet daarop kon de directeur – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter en in weerwil van verzoekers ontkenning – aan verzoeker een disciplinaire straf als de onderhavige opleggen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 november 2012.
secretaris voorzitter