Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2118/GB, 3 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2118/GB

Betreft: [klager] datum: 3 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Verschuren, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 juli 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een
zogenaamd
gestapeld traject) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 14 december 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel. Op 20 juli 2012 is hij overgeplaatst naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te
Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan het verzoek van klager ligt een advies van de reclassering ten grondslag. De reclassering heeft in het kader van het programma ‘Binnen Beginnen’ deelname aan een Cova+-training geïndiceerd. Klager heeft deze training met goed gevolg afgerond.
Klager
kan zich door middel van het voorgestelde traject optimaal voorbereiden op een terugkeer in de maatschappij. Hij kan de vaardigheden die hij heeft geleerd bij de Cova+-training in de praktijk gaan brengen. De reclassering heeft positief geadviseerd ten
aanzien van het door klager opgegeven verlofadres. De politie heeft echter negatief geadviseerd ten aanzien van dit verlofadres. De politie stelt dat klager weer in contact zal treden met zijn oude vrienden en dat er jongeren bij het verlofadres
rondhangen. De politie heeft tegenover de reclassering te kennen gegeven dat zij haar handen ervan af zal trekken indien het verlofadres toch wordt goedgekeurd. Dit is onbegrijpelijk nu vast staat dat het beter is om iemand begeleid en onder toezicht
te
laten terugkeren in zijn oude buurt. Klager wil zich gedurende zijn verblijf in een z.b.b.i. inschrijven voor een opleiding. Deze opleiding start in augustus 2012. Klager zal de opleiding kunnen voortzetten tijdens zijn deelname aan het p.p. In de
bestreden beslissing wordt gesteld dat klager de jongeren die bij het verlofadres rondhangen kent. Dit blijkt echter nergens uit. Verder wordt gesteld dat er een openstaande strafzaak is, waardoor de einddatum van klagers detentie nog niet vaststaat.
De
enige openstaande strafzaak betreft een kantonzaak waarvan welhaast kan worden uitgesloten dat er bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf zal worden opgelegd. De selectiefunctionaris stelt tevens dat er geen toezicht zou zijn gedurende de
regimaire verloven. Het door klager opgegeven verlofadres betreft het adres van zijn moeder. Klagers moeder zal tijdens de regimaire verloven toezicht houden op klager. Bovendien zal de politie ook toezicht houden. Klager zal zijn weekendverlof
waarschijnlijk doorbrengen met zijn dochter. Deze sociale controle is belangrijker en intensiever dan de controle van politie of justitie. Klager zou gedurende zijn verloven ook een enkelband kunnen dragen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het door klager ingediende verzoek. De politie en de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel hebben negatief geadviseerd. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het
door klager opgegeven verlofadres in Delft. In de buurt van dit adres is een groep jongeren aanwezig waarmee klager veelvuldig contact had. Een aantal van deze jongeren bevindt zich in het criminele circuit. Er is getracht afspraken te maken met de
politie over eventuele voorwaarden gedurende het verblijf op dit verlofadres, maar dat is niet gelukt. De reclassering geeft aan dat klagers recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld. Klager komt sinds hij twaalf jaar oud is in aanraking met
justitie. Klagers Uittreksel Justitiële Documentatie telt twintig pagina’s. Het risico op het onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog gemiddeld, omdat een eerder reclasseringscontact niet positief is afgerond. De reclassering geeft
tevens
aan dat er een risico op letselschade is. In eerdere rapporten over klager, waaronder het pro justitia rapport, wordt aangegeven dat bij klager een persoonlijkheidsonderzoek afgenomen dient te worden door het Nederlands Instituut voor Forensische
Psychiatrie en Psychologie alvorens een plan van aanpak kan worden opgesteld. Dit onderzoek is uiteindelijk niet uitgevoerd, omdat klager niet bereid was zijn medewerking te verlenen en de reclassering het verzoek verouderd achtte. Klagers
trajectbegeleider is, gelet op de ernst van het door klager gepleegde delict, van mening dat klager begeleid, gecontroleerd en gestructureerd terug dient te keren in de maatschappij. De selectiefunctionaris is van mening dat overplaatsing naar een
z.b.b.i. geen goede vorm van detentiefasering is, omdat er geen begeleiding, controle en structuur aanwezig is tijdens de weekenden. De selectiefunctionaris heeft, gelet op het recidiverisico, het risico op onttrekken aan de voorwaarden en het risico
op
letselschade, geen vertrouwen in een goed verloop van de regimaire verloven. Een geleidelijke overgang naar meer vrijheden ligt meer in de rede. Overplaatsing naar een b.b.i. zou wel tot de mogelijkheden kunnen behoren. De selectiefunctionaris staat
tevens open voor een p.p. waarin wel begeleiding, controle en structuur gedurende het gehele programma aanwezig kan zijn.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.4. Op grond van artikel 2 van de Regeling is het beschikken over een aanvaardbaar verlofadres één van de vereisten voor plaatsing in een z.b.b.i. Het door klager opgegeven verlofadres in Delft kan, gelet op het onderbouwde negatieve advies van de
politie, niet worden aangemerkt als een aanvaardbaar verlofadres. Uit de stukken blijkt dat klager een tweede verlofadres mocht opgeven. Het tweede adres dat klager heeft opgegeven, kan echter ook niet aangemerkt worden als een aanvaardbaar verlofadres
aangezien klager zich niet kan inschrijven op dit adres, terwijl dit een vereiste is voor deelname aan een p.p. en derhalve ook voor deelname aan een zogenaamd gestapeld traject. Bovendien is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris,
gelet op de ernst van het door klager gepleegde delict en klagers detentieverleden, in redelijkheid heeft kunnen stellen dat een geleidelijke overgang naar meer vrijheden meer in de rede ligt. Klager verblijft inmiddels sedert 20 juli 2012 in de b.b.i.
van de locatie Westlinge. Indien klager heeft aangetoond dat hij met de aan hem verleende vrijheden in het b.b.i.-regime kan omgaan, zal overplaatsing naar een z.b.b.i. met aansluitend deelname aan p.p. tot de mogelijkheden kunnen behoren. Gelet op het
vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 3 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven