Nummer: 12/2833/GB
Betreft: [klager] datum: 28 november 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 augustus 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 4 december 2010 gedetineerd. Hij heeft zich van 7 juni 2011 tot 19 februari 2012 onttrokken aan zijn detentie. Hij verblijft sedert 21 februari 2012 in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies volgt dat bij klager geen Risc is afgenomen, omdat hij niet deelneemt aan een programma in het kader van Terugdringen Recidive (TR). Aan klager is echter nimmer een deelname aan een programma in het kader van TR aangeboden. Hij
is
derhalve ten onrechte aangemerkt als TR-weigeraar. Tevens is van belang dat klager een aantal oude straffen uitzit met een totale duur van zes maanden, zodat klager niet lijkt te vallen binnen de in paragraaf 1.2 van het Draaiboek TR genoemde
doelgroep.
Tot deze doelgroep behoren gedetineerden die recent opgelegde straffen uitzitten. Klager is in het bezit van een identiteitsbewijs en hij wenst dit eerst bij een toewijzing van een verzoek om verlof of overplaatsing naar een inrichting met regimaire
vrijheden in te voeren. Naar het oordeel van klager kan de enkele omstandigheid dat klager zich heeft onttrokken aan zijn detentie tijdens een algemeen verlof een afwijzing van het verzoek niet rechtvaardigen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager weigert deelname aan een programma in het kader van TR. In de brief van klagers raadsman wordt aangegeven dat klager bereid is om deel te nemen aan een programma in het kader van TR. Uit recente informatie van de locatie Zuid blijkt echter dat
klager niet wil deelnemen. Plaatsing in een b.b.i. is op grond van dit feit reeds onmogelijk. Tevens is van belang dat klager geen identiteitspapieren wil aanleveren en lange tijd voortvluchtig is geweest. Het is derhalve gerechtvaardigd om aan te
nemen
dat klager zich opnieuw aan zijn detentie zal onttrekken indien hij in een b.b.i. geplaatst wordt.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Uit het selectieadvies blijkt dat klager TR-weigeraar is. Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Regeling komen gedetineerden die weigeren deel te nemen aan een traject in het kader van het programma TR niet in aanmerking voor plaatsing in een
b.b.i. Tevens merkt de beroepscommissie op dat klager zich van 7 juni 2011 tot 19 februari 2012 heeft onttrokken aan zijn detentie door niet terug te keren van zijn verlof, hetgeen een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. Bovendien
blijkt
uit de stukken dat klagers legitimatiebewijs niet aanwezig is in de locatie Zuid, hetgeen eveneens in de weg staat aan een plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 28 november 2012
secretaris voorzitter