Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0295/TB, 7 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/295/TB

betreft: [klager] datum: 7 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 6 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 22 januari 2002 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 april 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en, namens de Minister, [...] en [...]. Hiervan is het aangehechte verslagopgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar tbs-kliniek De Singel te Amsterdam (hierna: De Singel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. In het kader van de tbs is hij op 10 september 1992 geplaatst in de Prof. mr. W.P.J. Pompekliniekte Nijmegen (hierna: de Pompekliniek). Op 22 januari 2002 heeft de Minister besloten klager over te plaatsen naar De Singel. De overplaatsing is op 16 januari 2002 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door klager is ter zitting het volgende aangevoerd. Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar De Singel. De beslissing van de Minister d.d. 22 januari 2002 is eerst op 4 februari 2002, en derhalve te laat, aanklager uitgereikt. Met klager zijn bovendien hele duidelijke afspraken gemaakt vóór zijn overplaatsing naar De Singel, betreffende de afdeling waarop hij zou worden geplaatst. Hij zou in De Singel direct op een reguliere afdelingworden geplaatst. Bij dit gesprek waren twee medewerkers van De Singel en één medewerker van de Pompekliniek aanwezig. Tot klagers grote verbazing is hij ondanks de met hen gemaakte afspraken, en derhalve onder valse voorwendselen,op de Individuele Zorgafdeling geplaatst. Aan de voorwaarden die klager aan de overplaatsing naar De Singel had gesteld is derhalve niet tegemoetgekomen. Het zal de beroepscommissie dan ook niet verbazen dat klager het niet naarzijn zin heeft in De Singel. De hele situatie bevalt hem niet.
Het was duidelijk dat de behandeling in de Pompekliniek niet werkte; de gesprekken tussen klager en die inrichting liepen op niets uit en klager was niet meer gemotiveerd om aan enige vorm van behandeling mee te werken. In De Singelzou hij opnieuw kunnen beginnen. Door zijn plaatsing op de Individuele Zorgafdeling is ‘opnieuw beginnen’ niet mogelijk. De situatie is daardoor nog beroerder dan in de Pompekliniek. Klager hoort niet thuis op een IndividueleZorgafdeling; in de Pompekliniek heeft hij nooit op een dergelijke afdeling verbleven. Tot overmaat van ramp is er ook nog te weinig personeel in De Singel, zodat klager slechts vier uur per dag wordt uitgesloten.
Overigens blijkt uit de reactie van de Minister ook niet van een indicatie voor de Individuele Zorgafdeling. Ten slotte wil klager benadrukken dat hij zich niet verenigt met de huidige situatie. Als er afspraken worden gemaakt metklager dient men zich daaraan te houden. Klager is desnoods bereid een kort geding tegen de staat der Nederlanden aan te spannen als alle andere (juridische) wegen tot niets leiden.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De Minister persisteert bij hetgeen is aangevoerd in het verweerschrift d.d. 25 maart 2002. Op 11 januari 2002 heeft de Minister een brief ontvangen van eenbehandelcoördinator verbonden aan de Pompekliniek. Uit deze brief blijkt dat klager de mening van de inrichting, dat er bij hem sprake is van een niet te behandelen persoonlijkheidsstoornis en/of psychiatrische stoornis waardoor dekans op recidive aanwezig blijft, niet deelt. De inrichting is van mening, zoals blijkt uit het verlengingsadvies d.d. 12 januari 2002, dat er geen sprake is van een behandelinhoudelijke progressie; klager lijkt onbehandelbaar. Hijverzet zich chronisch tegen de inrichting in het algemeen en tegen de behandeling van zijn delictgevaarlijkheid in het bijzonder. Regelmatig hebben zich situaties voorgedaan die blijk geven van een sterke fixatie op (soms zeer)jonge kinderen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de inspanningen van de inrichting voornamelijk gericht geweest zijn op veiligheid en het creëren van een zo humaan mogelijk leefklimaat voor klager. Klager verbleef in de Pompekliniekop een afdeling voor Langdurig Forensisch Klinische Zorg. Klager heeft zelf meer dan eens aangegeven dat hij in De Singel wel zou kunnen profiteren van de behandelmogelijkheden. Met de overplaatsing van klager naar dezetbs-inrichting is derhalve tegemoetgekomen aan zijn eigen wens (zie daarover uitgebreid: beroepscommissie 20 november 2000, 00/657/TB). Tijdens het horen van klager in het kader van de overplaatsing heeft klager dit beaamd. Klagersoverplaatsing naar De Singel is op 16 januari 2002 gerealiseerd.
Uit een telefonisch onderhoud d.d. 22 maart 2002 met een behandelcoördinator van De Singel is gebleken dat klager is geplaatst op een Individuele Zorgafdeling van die inrichting. De ervaring heeft inmiddels geleerd dat klager in eenprikkelarme omgeving het best gedijt. Klager heeft veel insluitmomenten gekend om ontregelende contacten met medepatiënten beperkt te houden. Door de gebleken effectiviteit van een dergelijk programma in de Pompekliniek heeft DeSingel besloten dit te handhaven. Bovendien is het gebruikelijk dat de oude situatie niet wordt opgeheven in de eerste drie maanden (de observatieperiode) van het verblijf van een tbs-gestelde in een nieuwe inrichting. Gezien hetfeit dat klager pas sinds 16 januari 2002 in De Singel verblijft zijn er nog geen wettelijke aantekeningen betreffende zijn verblijf aldaar voorhanden. Overigens mag de Minister niet treden in de wijze waarop klager wordt behandeld;deze dient geheel naar de deskundigheid en het inzicht van De Singel te worden ingevuld.

4. De beoordeling
Klager is op 9 januari 2002 gehoord over de voorgenomen overplaatsing naar De Singel. Bij brief d.d. 22 januari 2002 is hij geïnformeerd over die overplaatsing. Deze brief is eerst op 4 februari 2002 aan klager uitgereikt. Klagerwas echter reeds op 16 januari 2002 overgeplaatst van de Pompekliniek naar De Singel.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot overplaatsing d.d. 22 januari2002 op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt,en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, teweten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen naar aanleiding van een brief van de [behandelcoordinator Pompekliniek] d.d. 9 januari 2002. Uit deze brief blijkt dat klagers overplaatsing plaatsvindt in hetkader van een ruiling. In een dergelijk geval vindt er door de Minister geen toetsing aan bovengenoemde criteria plaats. De Minister beoordeelt of door de inrichtingen, die de wenselijkheid van een ruiling beoordelen, is voldaan aande procedurele voorschriften.

Uit een advies d.d. 12 januari 2001, dat is uitgebracht in het kader van de verlenging van klagers tbs, van de algemeen directeur en de directeur patiëntenzorg van de Pompekliniek volgt dat de kans op progressie in de behandelingvan klager in die inrichting uitermate klein is, gelet op de stand van kennis omtrent klagers pathologie en de aard van zijn delictgevaarlijkheid. Bovendien wilde klager perse weg uit de inrichting en suggereerde hij daartoe ook totsubversieve activiteiten over te gaan.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen. De wijze waarop door eentbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling, mede inhoudende het soort afdeling waarop klager is geplaatst in het kader van die behandeling, staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager over te plaatsen naar De Singel materieel niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Nu de bestreden beslissingop formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder b, Bvt in verband met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot deplaatsing van klager in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op formele gronden gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak omtrent de plaatsing van klager in de plaats treedt van deze beslissing. Zij bepaalt de aanklager ten laste van de Minister komende tegemoetkoming op € 50,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, prof. dr. R.A.R. Bullens en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 7 juni 2002.

secretaris voorzitter

nummer: 02/295/TB

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 19 april 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart
leden: prof. dr. R.A.R. Bullens en Mr. H. Heijs.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. D.R. Kruithof.

Gehoord zijn klager alsmede, namens de Minister, [...] en [...].

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar De Singel. Met klager zijn hele duidelijke afspraken gemaakt vóór zijn overplaatsing naar De Singel, betreffende de afdeling waarop hij zou worden geplaatst. Hij zou in DeSingel direct op een reguliere afdeling worden geplaatst. Bij dit gesprek waren twee medewerkers van De Singel en één medewerker van de Pompekliniek aanwezig. Tot klagers grote verbazing is hij ondanks de met hen gemaakte afspraken,en derhalve onder valse voorwendselen, op de Individuele Zorgafdeling geplaatst. Aan de voorwaarden die klager aan de overplaatsing naar De Singel had gesteld is derhalve niet tegemoetgekomen. Het zal de beroepscommissie dan ookniet verbazen dat klager het niet naar zijn zin heeft in De Singel. De hele situatie bevalt hem niet.
Het was duidelijk dat de behandeling in de Pompekliniek niet werkte; de gesprekken tussen klager en die inrichting liepen op niets uit en klager was niet meer gemotiveerd om aan enige vorm van behandeling mee te werken. In De Singelzou hij opnieuw kunnen beginnen. Door zijn plaatsing op de Individuele Zorgafdeling is ‘opnieuw beginnen’ niet mogelijk. De situatie is daardoor nog beroerder dan in de Pompekliniek. Klager hoort niet thuis op een IndividueleZorgafdeling; in de Pompekliniek heeft hij nooit op een dergelijke afdeling verbleven. Tot overmaat van ramp is er ook nog te weinig personeel in De Singel, zodat klager slechts vier uur per dag wordt uitgesloten.
Overigens blijkt uit de reactie van de Minister ook niet van een indicatie voor de Individuele Zorgafdeling. Ten slotte wil klager benadrukken dat hij zich niet verenigt met de huidige situatie. Als er afspraken worden gemaakt metklager dient men zich daaraan te houden. Klager is desnoods bereid een kort geding tegen de staat der Nederlanden aan te spannen als alle andere (juridische) wegen tot niets leiden.

Namens de Minster is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De Minister persisteert bij hetgeen is aangevoerd in het verweerschrift d.d. 25 maart 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven