Nummer: 12/2841/GB
Betreft: [klager] datum: 22 november 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L. Donders, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 3 september 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klaagster is sedert 25 januari 2012 gedetineerd. Zij verblijft in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Nieuwersluis.
3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek afgewezen omdat nog niet zou zijn vast te stellen of klaagsters deelname aan de COVA-training als voldoende kan worden beschouwd, terwijl dit
geen vereiste is als genoemd in artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Bovendien heeft klaagster inmiddels meerdere trainingssessies bijgewoond, zodat haar deelname als voldoende kan worden aangemerkt. Indien
zij nogmaals zou verzoeken om plaatsing in een z.b.b.i., komt zij daarvoor mogelijk niet meer in aanmerking vanwege haar geringe strafrestant. De selectiefunctionaris dient daarom in staat te worden gesteld om op basis van de huidige situatie een
nieuwe
beslissing te nemen. Klaagster verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In het kader van een traject Terugdringen Recidive (TR) is deelname aan een COVA-training geïndiceerd. Klaagster heeft ingestemd met het TR-plan. In dit plan is opgenomen dat klaagster met de COVA-training gestart moet zijn en dat zij meerdere sessies
dient te hebben gevolgd, voordat zij wordt voorgesteld voor verdere detentiefasering. Klaagsters recidiverisico is ingeschat als hoog. Het is daarom van belang dat zij laat zien dat haar deelname aan de COVA-training invloed heeft dan wel krijgt. Dit
is
aan klaagster uitgelegd. De directeur had het voornemen om klaagster bij goed functioneren op enig moment voor te stellen voor verdere detentiefasering, maar klaagster wilde haar verzoek voor plaatsing in een z.b.b.i. toch doorzetten. Op dit moment is
de directeur bezig met de voorbereiding van een selectievoorstel voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.). Klaagster zal worden voorgesteld voor deelname aan een p.p.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Klaagster heeft verzocht om plaatsing in een z.b.b.i. Uit het selectieadvies van 24 augustus 2012 van de locatie Nieuwersluis blijkt dat in het TR-plan is geadviseerd om klaagster, vanwege het als hoog ingeschatte recidiverisico, maximaal te
laten doorfaseren naar een b.b.i., totdat zij met de COVA-training is gestart. Afhankelijk van haar deelname aan de training en haar functioneren in de b.b.i. zal worden gekeken of verdere fasering wenselijk is. Nu klaagster ten tijde van de bestreden
beslissing net was gestart met de COVA-training en er op dat moment nog niet kon worden ingeschat in hoeverre haar deelname aan de COVA-training invloed had op het als hoog ingeschatte recidiverisico, is de beroepscommissie van oordeel dat de
beslissing
van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie gaat er hierbij van uit dat de selectiefunctionaris deelname van klaagster aan een p.p. - nu
zij inmiddels meerdere trainingssessies heeft gevolgd en de einddatum van haar detentie, 18 januari 2013, in zicht is - op korte termijn in overweging zal nemen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 22 november 2012
secretaris voorzitter