Nummer: 12/2683/GB
Betreft: [klager] datum: 15 november 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J. Huijskens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 augustus 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Roermond of de penitentiaire inrchting (p.i.) Limburg-Zuid afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 2 februari 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Esserheem te Veenhuizen, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden (de Regeling).
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager wil worden overgeplaatst vanwege de ziekte van zijn broer en in verband met de reistijd van zijn vriendin. Zijn vriendin woont in Heerlen en zijn broer in
Vlijmen.
De beroepscommissie heeft eerder, op 30 juli 2012 in zaak met nummer 12/1625/GB, uitspraak gedaan in een zaak van klager en geoordeeld dat het feit dat klagers vriendin ernstig ziek is, onvoldoende feitelijk is onderbouwd, zodat geen sprake is van een
bijzondere omstandigheid. Klager verwijst daarom naar een verklaring van 14 september 2012 van de psychiater van zijn broer. De psychiater geeft - onder meer - aan dat overplaatsing van klager naar een inrichting dichter bij zijn broer een gunstige
bijdrage zal leveren aan het herstel van zijn broer. Tevens verwijst klager naar een verklaring van 6 september 2012 van de huisarts van zijn vriendin.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager is ongewenst vreemdeling en heeft een VRIS-status (vreemdelingen in de strafrechtketen). Hij zal na zijn detentie worden
uitgezet. Voor deze categorie gedetineerden zijn conform artikel 20b van de Regeling specifieke inrichtingen aangewezen. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is gesteld op 30 september 2013. Klager heeft derhalve een strafrestant van meer dan
vier maanden. De locatie Esserheem is aangewezen als VRIS-inrichting voor langgestraften. De enige andere inrichting met een dergelijke bestemming is de p.i. Ter Apel, maar overplaatsing naar Ter Apel zal klager niet baten. Overplaatsing naar een
andere
inrichting behoort volgens de selectiefunctionaris niet tot de mogelijkheden.
4. De beoordeling
4.1 Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Krachtens artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden vreemdelingen die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf meer hebben in
Nederland in beginsel geplaatst in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Klager heeft een strafrestant van meer dan vier maanden. Voor dergelijke gedetineerden zijn in beginsel de locatie Esserheem te Veenhuizen en de p.i. Ter
Apel bestemd. Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan op dit plaatsingsbeleid een uitzondering worden gemaakt.
4.2. Klager heeft een schriftelijke verklaring van de huisarts van zijn vriendin overgelegd waarin de huisarts in verband met familiare omstandigheden namens klagers vriendin verzoekt om overplaatsing van klager. Tevens heeft klager een verklaring
van de psychiater van zijn broer overgelegd waarin onder meer is vermeld dat overplaatsing van klager naar Den Bosch of de directe omgeving van Den Bosch - voor zover de psychiater kan inschatten - zal bijdragen aan de behandeling en het herstel van
klagers broer. De beroepscommissie is van oordeel dat klager met voormelde verklaringen onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het plaatsingsbeleid rechtvaardigen, nu niet is gebleken
dat het voor zijn vriendin en zijn broer niet mogelijk is hem in de inrichting waar hij thans verblijft te bezoeken. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit,
voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 15 november 2012
secretaris voorzitter