Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1050/GA, 9 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1050/GA

betreft: [klager] datum: 9 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 maart 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij het Pieter Baan Centrum te Utrecht (hierna PBC),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van het PBC en de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. De directeur van
de
p.i. Hoogeveen heeft van deze gelegenheid op 27 juli en 25 september 2012 gebruik gemaakt. Beide brieven zijn ter kennis gebracht van klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de beschadiging van klagers tv-toestel nadat deze in de fouillering heeft gezeten;
b. de vermissing van een radiokabel en een afstandsbediening na overplaatsing.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

De directeur van het PBC heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

Bij brief van 12 juli 2012 heeft de beroepscommissie aan de directeur van de p.i. Hoogeveen de volgende vragen gesteld:
“1. Is in de p.i. Hoogeveen door of namens u geconstateerd dat een televisie van klager na vervoer vanuit het PBC (op of omstreeks januari 2012) beschadigd was en dat er een radiokabel en afstandsbediening ontbraken?
2. In het verlengde van de voorgaande vraag: Heeft klager bij u of het namens u optredende personeel kenbaar gemaakt dat de televisie beschadigd was dan wel dat kabels en afstandbediening ontbraken?
3. Is er enige registratie van de beschadiging en vermissing en zo ja, wilt u een afschrift daarvan aan de beroepscommissie doen toekomen?
4. Beschikt u over enige registratie van de invoer van (welke) goederen (dan ook) van klager na zijn overplaatsing naar uw inrichting vanuit het PBC?
5. Heeft klager voor ontvangst van zijn goederen in de p.i. Hoogeveen na zijn overplaatsing vanuit het PBC getekend?
6. Acht u aannemelijk dat de televisie beschadigd was en de kabels en afstandsbediening ontbraken?
7. Acht u zich in geval de beroepscommissie tot het oordeel komt dat inderdaad vast staat dat de televisie beschadigd is en de kabels en afstandsbediening ontbreken aansprakelijk voor een en ander en heeft u in dat geval een standpunt over enige
tegemoetkoming (compensatie)?”

Op die vragen heeft de directeur van de p.i. Hoogeveen als volgt gereageerd. De directeur meent dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen wegens overschrijding van de in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw genoemde termijn van zeven dagen.
Klager heeft op 30 december 2011 het PBC verlaten en zijn klaagschriften ingediend op 23 januari en 6 februari 2012. Klager is op 30 december 2011 teruggekeerd in de p.i. Hoogeveen. Binnen de inrichting is niet geconstateerd dat de televisie van klager
na vervoer was beschadigd en dat er een radiokabel en afstandsbediening ontbraken. Het is ook niet bekend bij het personeel dat er spullen ontbraken bij binnenkomst in de p.i. Hoogeveen. Wel heeft klager nadien bij het afdelingshoofd aangegeven dat
zijn
televisie is beschadigd. Klager maakt op dit moment gebruik van de televisie die hij ook had in het PBC.
Bij binnenkomst in de p.i. Hoogeveen is geregistreerd welke goederen klager heeft ingevoerd. Op dit registratieformulier zijn geen opmerkingen opgenomen van schade en/of vermissing van goederen. Klager heeft het registratieformulier getekend en heeft
daarmee getekend voor ontvangst. Op dit registratieformulier staat vermeld dat klager een televisie en afstandsbediening heeft ingevoerd. Uit de stukken van het PBC blijkt niet dat klager de radiokabel heeft uitgevoerd. Nu niet kan worden nagegaan of
de
radiokabel mee is gegaan vanuit het PBC is de kans aanwezig dat de radiokabel niet is vervoerd naar de p.i. Hoogeveen. Uit de stukken blijkt niet van schade aan de televisie. De directeur deelt de mening van het PBC dat het opmerkelijk is dat klager
pas
op 23 januari en 6 februari 2012 klaagt. De p.i. Hoogeveen is derhalve niet aansprakelijk voor de schade aan klagers televisie en de vermissing van goederen.
De goederen van klager zijn niet eerder dan op 23 januari 2012 in de p.i. Hoogeveen gearriveerd.

3. De beoordeling
Nu het beklag verzending van voorwerpen betreft van het PBC naar de p.i. Hoogeveen en (een deel van) die voorwerpen daadwerkelijk is ontvangen in de p.i. Hoogeveen, is het mede in het licht van de circulaire van 24 mei 2000 (5028195/00/DJI) van de
Minister van Justitie, redelijk dat eventuele vermissing of beschadiging voor de verantwoordelijkheid van de directeur van de ontvangende inrichting, te weten de directeur van de p.i. Hoogeveen komt. De beklagrechter bij het PBC had klager derhalve
niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten verklaren en het beklag ter verdere behandeling door moeten sturen naar de beklagcommissie bij de p.i. Hoogeveen. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen het beklag, dat dus is gericht tegen de
directeur van de p.i. Hoogeveen, in eerste en enige aanleg beoordelen.

De directeur voert aan dat klager zijn klaagschriften na de in de Pbw gegeven termijn van zeven dagen heeft ingediend. De klaagschriften van klager dateren van 23 januari en 6 februari 2012, terwijl klager op 30 december 2011 is overgeplaatst naar de
p.i. Hoogeveen. Uit de reactie van de directeur van de p.i. Hoogeveen blijkt dat klagers goederen niet eerder dan 23 januari 2012 in de p.i. Hoogeveen zijn gearriveerd, zodat klager niet eerder dan op deze datum heeft kunnen kennisnemen van de
beschadiging en vermissing. Mitsdien is het beklag tijdig ingediend en kan klager in zijn beklag worden ontvangen.

a.
Op grond van de stukken is niet aannemelijk geworden dat er sprake is van schade aan de televisie die voor rekening van de directeur dient te komen. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

b.
Klager stelt een radiokabel en een afstandsbediening te missen. Uit een door de directeur van het PBC overgelegde lijst blijkt dat klager bij binnenkomst in het PBC op 11 november 2011 in het bezit was van een radiokabel en een afstandsbediening ten
behoeve van de radio. In de inventarislijst van de p.i. Hoogeveen wordt de radiokabel niet meer genoemd. Verder worden op de lijst twee afstandsbedieningen genoemd, doch daarvan is ten aanzien van één afstandsbediening niet duidelijk of deze bij de
radio hoort. Op grond van de lijsten is niet aannemelijk dat er sprake is van een vermissing die voor rekening van de directeur komt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verstaat dat het beklag is gericht tegen de directeur van de p.i. Hoogeveen en verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 9 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven