Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1795/TA, 8 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1795/TA

betreft: [klager] datum: 8 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 5 juni 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 september 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker, gehoord.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing om klager op 15 februari 2012 te fouilleren.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard omdat de inrichting geen goede reden zou hebben om klager te fouilleren. Er waren echter wel feiten en omstandigheden om klager te fouilleren. Bepaalde plekken in de inrichting staan bekend als
plekken
waar handel plaatsvindt. Klager bevond zich op zo een plek. Vanuit de centrale post is gezien dat aan klager iets werd overhandigd door een ‘verdachte’ patiënt. Deze patiënt is bekend met drugshandel of drugsgebruik. Het is begrijpelijk dat klager
geïrriteerd was omdat hij tweemaal in twee weken tijd is gefouilleerd. Aan klager is uitgelegd dat hij veel omgaat met patiënten die bekend zijn met drugsgebruik of drugshandel. Aan klager is ook meegegeven zich niet met dergelijke patiënten in te
laten. Klager is kwetsbaar en niet assertief. Hij kan moeilijk ‘nee’ zeggen. Er was geen vermoeden dat hij drugs gebruikte, maar wel dat hij als loopjongen gebruikt kon worden. Het indexdelict heeft te maken met drugsverslaving voor de tbs-opname. Dit
blijft een punt van aandacht. Bij de fouillering is niets aangetroffen. Voorts wordt verwezen naar het beroepschrift. Het gaat goed met klager. Sinds de onderhavige fouillering is klager niet meer aan zijn kleding onderzocht.

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In artikel 23, eerste lid, van de Bvt is – voor zover van belang – bepaald dat het hoofd van de inrichting bevoegd is een verpleegde in het belang van de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde, voor de veiligheid van
anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen dan wel de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of kleding te onderzoeken. In dit geval is klager gefouilleerd omdat hij zich op een
verdachte plaats bevond. Hierbij is gezien dat hij iets overhandigd kreeg van een medeverpleegde die bekend is met drugshandel of drugsgebruik. Anders dan de beklagrechter oordeelt de beroepscommissie dat er in de gegeven omstandigheden voldoende reden
was om klager te fouilleren. Hierbij heeft de beroepscommissie meegewogen dat voldoende aannemelijk is dat klager beïnvloedbaar is en als gevolg daarvan gemakkelijk als loopjongen gebruikt kan worden. De beroepscommissie beslist daarom als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr.drs. L.C. Mulder en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 8 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven