Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1243/GA, 1 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Media  v

Uitspraak

nummer: 12/1243/GA

betreft: [klager] datum: 1 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 10 april 2012 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2012, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.
De directeur heeft ter zitting verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. De beroepscommissie heeft het aanhoudingsverzoek van de directeur afgewezen, maar de directeur wel in de gelegenheid gesteld om de gronden van het beroep
schriftelijk nader aan te vullen. De directeur heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur om een interview toe te staan tussen klager en een vertegenwoordigster van de Volkskrant (VU 2011/1617).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft een aantal cruciale argumenten van de directeur om het verzochte contact met de media te weigeren, niet meegenomen in haar
beslissing. Het is, mede gelet op het advies van de persvoorlichter van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), niet verstandig om aan klager contact met de media toe te staan. Ter zitting heeft de directeur verzocht om aanhouding van de behandeling
van het beroep, zodat er opnieuw advies gevraagd kan worden aan het Openbaar Ministerie en de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding.
De directeur heeft in haar aanvullend beroepschrift van 4 oktober 2012 het volgende naar voren gebracht. De beklagcommissie heeft ten onrechte beslist dat de directeur in de beslissing van 26 juli 2011 geen andere redenen of omstandigheden heeft
aangevoerd dan in de eerste beslissing van 22 april 2011. In die eerste beslissing heeft de directeur klagers verzoek om contact met de Volkskrant afgewezen, omdat dit zich niet verdraagt met de belangen van de slachtoffers van het door klager
gepleegde
delict. De slachtoffers dienen niet opnieuw geconfronteerd te worden met uitingen van klager. Door uitlatingen van klager in de media, worden de herinneringen van de slachtoffers aan het misdrijf opgerakeld. Voorts heeft de directeur aangevoerd dat er
geen noodzaak is om klager tijdens zijn detentie dit mediacontact toe te staan, nu de datum van klagers invrijheidstelling nadert. De belangen van de slachtoffers wegen dan ook zwaarder dan klagers belang bij mediacontact. In de nieuwe beslissing van
26
juli 2011 heeft de directeur een nieuwe grond naar voren gebracht. Na de eerste weigering is klager overgeplaatst van de Terroristen Afdeling (TA) naar een reguliere afdeling van de p.i. Vught. Het toestaan van contact met de media vormde op dat moment
een reële bedreiging voor de orde en veiligheid in de inrichting. Gedetineerden die aandacht in de media krijgen, worden op een andere manier benaderd door medegedetineerden. Klager wil verslag doen van zijn deradicalisatie, terwijl op meerdere
afdelingen, waaronder op die van klager, gedetineerden verbleven die het radicale gedachtegoed aanhangen. Daarbij komt dat klager bij zijn overplaatsing heeft aangegeven niet met bepaalde gedetineerden op een afdeling te willen verblijven. Door het
toestaan van mediacontact zouden de medegedetineerden die het radicale gedachtegoed aanhangen klager kunnen aanmerken als een verrader en hiervoor wraak willen nemen. Dit is een risico dat de directeur niet wenst te aanvaarden. De beklagcommissie heeft
voorts overwogen dat een reeds eerder in de Volkskrant gepubliceerd artikel van klager niet tot onrust heeft geleid. Ten tijde van het verschijnen van dat artikel verbleef klager op de TA. De TA is een uitgebreid beveiligde afdeling, waar in ruime mate
toezicht wordt gehouden op de gedetineerden, die een individueel programma volgen. De orde en veiligheid op de TA is daarom beter beheersbaar dan op een reguliere afdeling. Ook heeft de beklagcommissie overwogen dat de directeur heeft nagelaten om, in
overleg met klager, te onderzoeken of er voorwaarden aan het mediacontact kunnen worden gesteld. Als de directeur voorwaarden aan het interview zou stellen, zou dit inhouden dat het interview niet over klagers deradicalisatie mag gaan. Het stellen van
deze voorwaarde raakt de kern van klagers verzoek om mediacontact, waardoor klager geen belang meer heeft bij zijn verzoek. Om die reden heeft de directeur niet met klager overlegd over voorwaarden. Voorts heeft de beklagcommissie beslist dat klager
niet is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Na bestudering van de uitspraak van de Hoge Raad en de conclusie van de Advocaat-generaal moet worden geconcludeerd dat klager is veroordeeld wegens deelname aan een terroristische organisatie.
Klager
heeft op dit punt zowel de directeur als de beklagcommissie op het verkeerde been gezet, hetgeen hem zeer kwalijk wordt genomen. Het beroep dient gegrond te worden verklaard.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Na de tweede uitspraak van de beklagcommissie van 10 april 2012 is het klager niet toegestaan om in contact te treden met de media. Klager heeft wel
geprobeerd om met de directeur tot een oplossing te komen, maar dat is niet gelukt. Klager heeft de directeur zelfs nog een ‘vetorecht’ aangeboden, in die zin dat de directeur kan beslissen om onderdelen uit het artikel te schappen dan wel het artikel
aan te passen. De Volkskrant en andere media hebben nog steeds interesse in klagers verhaal, nu klager zijn verhaal nog niet in de media heeft kunnen doen. Klager wil zijn verhaal doen terwijl hij in detentie zit, omdat hij de eerste periode – ongeveer
twee jaar – na zijn invrijheidstelling niet in de media wil verschijnen. Het eerder in de Volkskrant gepubliceerde artikel van klager betreft een anoniem geschreven algemeen artikel. Klager wil nu in de media de persoonlijke kant van zijn verhaal
vertellen. De overheid probeert klager ervan te weerhouden publiekelijk zijn verhaal te doen, terwijl mediacontact van gedetineerden, onder bepaalde voorwaarden, is toegestaan. De directeur heeft klagers verzoek afgewezen, omdat klagers verhaal zich
niet verdraagt met de belangen van de slachtoffers en omdat het maatschappelijke onrust kan opleveren. Klagers doel is juist tegenovergesteld en de belangen van justitie en klager zijn in principe gelijk. Met zijn verhaal wil klager namelijk
publiekelijk spijt betuigen en aantonen dat hij afstand heeft gedaan van het radicale gedachtegoed. Zijn boodschap is gericht op maatschappelijke verzoening en hij wil door middel van zijn verhaal proberen jongeren te weerhouden van radicaal gedrag. Om
die reden moet klager worden toegestaan om in contact te treden met de media.

3. De beoordeling
De directeur heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, zodat er een nieuw advies kan worden gevraagd aan het Openbaar Ministerie en de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding. Nu de bestreden beslissing van de directeur
dateert
van 26 juli 2011 en de uitspraak van de beklagcommissie dateert van 10 april 2012, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur voldoende gelegenheid heeft gehad om opnieuw advies in te winnen. De beroepscommissie heeft de directeur in de
gelegenheid gesteld om de standpunten binnen twee weken na de zitting nader toe te lichten. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en de op 4 oktober 2012 ingekomen inlichtingen van de directeur voldoende ingelicht om op het beroep te
beslissen. Het verzoek om aanhouding wordt derhalve afgewezen.

Artikel 40 van de Pbw luidt: “1. De directeur kan toestemming geven voor het voeren van een gesprek tussen de gedetineerde en een vertegenwoordiger van de media, voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen: a. de handhaving van de orde of de
veiligheid in de inrichting; b. de bescherming van de openbare orde en de goede zeden; c. de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de gedetineerde; d. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten. 2. De directeur kan met het oog op
de bescherming van de in het eerste lid genoemde belangen aan de toegang van een vertegenwoordiger van de media tot de inrichting voorwaarden verbinden. De directeur is bevoegd een vertegenwoordiger van de media uit de inrichting te doen verwijderen,
indien hij de hem opgelegde voorwaarden niet nakomt. 3. De directeur kan op het contact met een vertegenwoordiger van de media toezicht uitoefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in het eerste lid. Artikel 38, vierde
lid, tweede en derde volzin, en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.”
De procedure ten aanzien van contacten met de media is nader uitgewerkt in de Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en de media (d.d. 18 juni 1999, nr. 761025/99/DJI) (verder: de Circulaire). Hierin staat – voor zover in dit kader van
belang – vermeld: “(...) Een verzoek met betrekking tot contact tussen een vertegenwoordiger van de media en de gedetineerde of de directeur wordt schriftelijk bij u ingediend ongeacht wie de initiatiefnemer is. Het verzoek bevat een uiteenzetting van
het
onderwerp en het kader waarbinnen het onderwerp wordt geplaatst. Alvorens hierop te beslissen, wordt het verzoek door u altijd aan de persvoorlichter van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ter beoordeling voorgelegd indien: 1. het onderwerp
betrekking heeft op (verdenking van) het plegen van een delict door de gedetineerde of diens (lopende) strafprocedure; of (...) 8. het onderwerp een ‘landelijke uitstraling’ heeft.”.
Uit het voorgaande komt naar voren dat de directeur een eigen bevoegdheid heeft om al dan niet toestemming te geven voor contact met de media. De directeur dient bij zijn beslissing een afweging te maken tussen enerzijds de belangen van de gedetineerde
bij het voeren van een gesprek met de media en anderzijds de in artikel 40, eerste lid, van de Pbw genoemde belangen en een eventueel negatief advies van de persvoorlichter.

In tegenstelling tot de beklagcommissie, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur na de uitspraak van de beklagcommissie van 27 juni 2011 een nieuwe afweging heeft gemaakt, door een nieuwe grond voor de beslissing tot afwijzing van klagers
verzoek aan te voeren. Uit de schriftelijke toelichting van de directeur van 4 oktober 2012 blijkt dat de directeur klagers verzoek om twee redenen heeft afgewezen, namelijk: 1. het toestaan van mediacontact verdraagt zich niet met de belangen van de
slachtoffers van het door klager gepleegde delict en 2. het toestaan van mediacontact verdraagt zich niet met het belang van handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting.

Ten aanzien van de eerste grond voor weigering overweegt de beroepscommissie het volgende. In onderdeel 15 onder d. van de toelichting bij de Pbw is onder meer het volgende bepaald: “De verantwoordelijkheid van de directeur voor de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming strekt zich uitdrukkelijk ook uit tot de bescherming van slachtoffers en andere bij misdrijven betrokkenen, medegedetineerden en personeelsleden. Met name in gevallen waar het om inrichtingsoverstijgende
belangen gaat, zoals het karakter van de vrijheidsbeneming en de functie die de vrijheidsbeneming overeenkomstig de heersende rechtsovertuiging in het geheel van de rechtshandhaving heeft – welke onder meer in onderdeel b worden bedoeld – ligt het voor
de hand dat de directeur, voordat hij een beslissing neemt, zich verstaat met het hoofd van de DJI opdat een eenduidig beleid ter zake wordt gevoerd.”. In deze situatie heeft de directeur volstaan met het inwinnen van het advies van de persvoorlichter
van DJI. Een nadere, schriftelijke onderbouwing van de zijde van DJI ontbreekt. Nu ook de directeur zelf geen nadere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, schiet het argument dat mediacontact van klager zich niet verdraagt met de belangen van de
slachtoffers tekort. Daarbij komt nog dat klager heeft aangevoerd dat hij het contact met de media juist wil gebruiken voor positieve doeleinden, namelijk om publiekelijk spijt te betuigen voor zijn daden, om aan te tonen dat hij afstand heeft gedaan
van zijn radicale gedachtegoed en om jongeren te behoeden voor radicaal gedrag.

Ten aanzien van de tweede grond overweegt de beroepscommissie het volgende. De stelling van de directeur dat mediacontact van klager zich niet verdraagt met de orde en veiligheid in de inrichting, omdat op klagers afdeling en aangrenzende afdelingen
gedetineerden verblijven die het radicale gedachtegoed aanhangen, is niet houdbaar. Immers, uit de inlichtingen van de directeur is niet gebleken dat klager op de reguliere afdeling, waarop hij reeds enige tijd verblijft, problemen heeft met
medegedetineerden, terwijl de beroepscommissie het voldoende aannemelijk acht dat de medegedetineerden ervan op de hoogte zijn – zeker na de publicatie van een eerder artikel van klager in de Volkskrant – dat klager afstand heeft gedaan van het
radicale
gedachtegoed.

Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur om klagers verzoek, om een gesprek te kunnen voeren met een vertegenwoordigster van de Volkskrant over zijn deradicalisatie, op
voorhand af te wijzen in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De regeling biedt de directeur juist de gelegenheid de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting van een gedetineerde te reguleren. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 1 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven