nummer: 12/2283/GM
betreft: [klager] datum: 30 oktober 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam, locatie Havenstraat te Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de verslagen van 5 juni 2012, 11 juli 2012 en 23 juli 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts van de locatie Havenstraat in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 10 februari 2012, door klager verzonden op 15 maart 2012, betreft de bejegening door de psycholoog van de locatie Havenstraat en het opnemen van onjuiste gegevens in
het verslag van de door de psycholoog met klager op 12 januari 2012 en 2 februari 2012 gevoerde gesprekken.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft - zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hij op 10 februari 2012 een gesprek had met de psycholoog over het opgemaakte verslag naar aanleiding van een gevoerd gesprek tussen hen beiden. In dat verslag stonden aperte onjuistheden en daarbij
is
het gesprek enorm geëscaleerd doordat de psycholoog ging schreeuwen. Aan klager is nadien overigens vanwege die escalatie ook nog een disciplinaire straf opgelegd.
Namens de inrichtingsarts is aangevoerd dat klager niet meer in de locatie Havenstraat verblijft, waardoor er geen toegang is tot het medisch dossier en de gegevens niet verstrekt kunnen worden.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt het volgende. Artikel 29, eerste lid, Pm bepaalt dat een schriftelijk verzoek aan de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie om te bemiddelen ter zake van een klacht uiterlijk op de veertiende dag na
die waarop het medisch handelen waartegen de klacht zich richt heeft plaatsgehad, moet worden ingediend.
Het bemiddelingsverzoek van 10 februari 2012, door klager blijkens zijn eigen aantekening daarop verstuurd op 15 maart 2012, betreft het door de psycholoog onjuist schriftelijk weergeven van het met klager gevoerde gesprek op 12 januari 2012 alsmede de
wijze waarop de psycholoog op 10 februari 2012 daarover met klager communiceerde. Klager heeft weliswaar op 10 februari 2012 zijn bevindingen op schrift gesteld, maar dit pas ter bemiddeling ingestuurd op 15 maart 2012 en derhalve niet binnen de in
artikel 29, eerste lid, Pm gestelde termijn.
Voor zover klager het niet eens is met de wijze van communiceren door de psycholoog wordt opgemerkt dat dit een bejegeningkwestie is waarmee klager zich tot de directeur had dienen te wenden.
Klager zal dan ook niet-ontvankelijk in zijn klacht worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S. B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 30 oktober 2012
secretaris voorzitter