Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1806/GA, 1 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1806/GA

betreft: [klager] datum: 1 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klaagsters raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers en [...], juridisch medewerker bij de p.i. Utrecht.
Klaagster heeft afstand gedaan ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het intrekken van de bezoek- en belregeling van klaagster.

De beklagcommissie heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klaagster is geen schriftelijke mededeling gedaan inzake de beslissing om de bel- en bezoekregeling met haar gedetineerde partner te halveren. Dat de beklagcommissie uitgaat van de datum van binnenkomst, 6 januari 2012, als de datum waarop
klaagster
kennis heeft gekregen van de onderhavige beslissing is in strijd met de jurisprudentie van de beroepscommissie, 06/3159/TA van 24 mei 2007. Daarnaast kampt klaagster met forse psychische problematiek waardoor zij regelmatig met name mondelinge
boodschappen niet goed begrijpt. Dit wordt versterkt doordat zij de Nederlandse taal nog niet altijd goed verstaat. Klaagster had derhalve ontvankelijk in haar beklag dienen te worden verklaard.
Vanaf 2005 hadden klaagster en haar partner een wekelijkse belregeling en vanaf 2006 een zeswekelijkse onderlinge bezoekregeling. De betreffende regeling was geïndiceerd door onder anderen psychiater K. en vervolgens steevast gevolgd in alle p.i.
waarin
klaagster en haar partner verbleven. Het MDO (Multi Disciplinair Overleg) van de p.i. Nieuwersluis heeft geadviseerd de standaardregeling toe te passen van respectievelijk om de drie maanden bezoek en eenmaal per twee weken telefoon. Volgens klaagster
zijn er geen gewijzigde omstandigheden die een dergelijke inperking van haar rechten rechtvaardigen. Er heeft geen zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden. Hierdoor zijn het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel geschonden en is er
tevens strijd met artikel 8 EVRM.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur bestrijdt dat de aangepaste bel- en bezoekregelingen reeds vanaf 2005/2006 van kracht waren. De selectiefunctionaris heeft in 2009 het besluit genomen om klaagster een zeswekelijkse bezoekregeling toe te kennen. Klaagster dient een verzoek
bij de selectiefunctionaris in te dienen voor een bezoek aan haar gedetineerde partner.
Klaagster is op 5 januari 2012 in de locatie Nieuwersluis geplaatst. De inrichting heeft niet de bestaande bezoek- en belregeling standaard overgenomen. In het MDO van 17 en 24 januari 2012 is hierover gesproken.
Op grond van de huisregels, artikel 3.9.1., kan, indien aan een aantal voorwaarden is voldaan, een (beperkte) belregeling worden toegekend met de gedetineerde levenspartner. Het beleid in de inrichting is dat indien aan de voorwaarden wordt voldaan
een
tweewekelijkse belregeling wordt toegekend. De vrijhedencommissie heeft besloten aan klaagster een tweewekelijkse belregeling met haar partner toe te kennen. Daarnaast heeft de inrichting de selectiefunctionaris geadviseerd om klaagster eens per drie
maanden een onderling gedetineerdenbezoek toe te kennen.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat ten aanzien van het bezoek aan de gedetineerde partner van klaagster geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Het advies van het MDO is ook niet als
zodanig aan te merken. Om die reden zal klaagster niet-ontvankelijk in het beklag worden verklaard.

Uit de stukken blijkt dat in het MDO van 17 en 24 januari 2012 de bezoek- en telefoonregeling van klaagster is besproken. Daarna is besloten aan klaagster een tweewekelijkse belregeling met haar partner toe te staan. Het beklag dateert van 20 januari
2012 en op dat moment was geen sprake van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Om die reden zal klaagster niet-ontvankelijk in het beklag worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th. E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 1 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven