nummer: 12/1680/GA
betreft: [klager] datum: 2 november 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam,
gericht tegen een uitspraak van 21 mei 2012 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2012, gehouden in de locatie Noordsingel Rotterdam, zijn gehoord klagers raadsman, mr. T.P. van der Eerden, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie te Rotterdam. In
verband met de veiligheidseisen rondom het vervoer van klager (zogenaamd BOT-vervoer) was het niet mogelijk om klager naar de zitting te vervoeren. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan klager is gestuurd teneinde hem in de
gelegenheid te stellen te reageren. Klager heeft daarop bij brief van 19 oktober 2012 gereageerd. Een afschrift van deze brief is aan de directeur verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de oplegging van toezichtmaatregelen in verband met plaatsing op de Lijst van gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM-lijst) met risicoprofiel hoog.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Er is maandelijks een belangenafweging gemaakt omtrent de voortduring en de noodzaak van de toezichtmaatregelen. Tevens
zijn er nieuwe schriftelijke mededelingen aan klager uitgereikt. In de maandrapportages wordt het gedrag van klager omschreven. Er is maandelijks contact geweest met het GRIP om te bezien of er gronden waren voor afbouw van de toezichtmaatregelen. Dit
staat in de maandrapportages vermeld onder het kopje “Algemeen”. Er heeft afbouw van de toezichtmaatregelen plaatsgevonden en klager is vrij snel vanuit de afdeling voor beheers problematische gedetineerden (BPG) overgeplaatst naar een reguliere
afdeling. Het is voor de directeur soms lastig om voldoende informatie te krijgen. Er was sprake van verschillende verhalen vanuit Curaçao omtrent vluchtgevaar. De directeur kan geen risico lopen. Op basis van interne en externe contacten moet daarom
eerst een beeld worden gevormd. Dit dient zorgvuldig te gebeuren en hier is tijd voor nodig. Bovendien was sprake van een zeer ernstig delict en mediagevoeligheid. Klagers zaak heeft veel media-aandacht gekregen. Vanaf juni 2012 was geen sprake meer
van
vluchtgevaar, maar alleen nog van mediagevoeligheid. Omdat er inmiddels nagenoeg geen media-aandacht meer is voor klagers zaak, zijn de toezichtmaatregelen opgeheven. De vraag of een zaak mediagevoelig is, wordt bepaald aan de hand van informatie van
het GRIP. De directeur denkt dat de toezichtmaatregelen gisteren of eergisteren zijn opgeheven. Klager staat nog op de GVM-lijst en wordt daarom nog wel halfjaarlijks besproken in het Operationeel Overleg (OO). De directeur heeft geen invloed op de
plaatsing op de GVM-lijst. Volgens de directeur heeft hij voldaan aan de voorwaarden. De einddatum van de toezichtmaatregelen is gelieerd aan het moment waarop klager in het OO wordt besproken.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager is blij dat zijn beklag gegrond is verklaard, maar hij is het niet eens met de motivering van de beklagcommissie. Het
beklag is alleen op formele gronden gegrond verklaard. De beklagcommissie heeft ten onrechte overwogen dat klager niet in zijn belangen is geschaad. De toezichtmaatregelen hadden nooit opgelegd mogen worden. De focus ligt dan ook op de schriftelijke
mededeling van 18 november 2011. Klagers raadsman verwijst naar de circulaire “Beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico van 13 oktober 2010 (kenmerk 5645409/10/DJI), waarin is vermeld dat het besluit van de vestigingsdirecteur tot
het
opleggen van de maatregelen voldoende onderbouwd dient te zijn. Uit de stukken blijkt niet dat een belangenafweging heeft plaatsgevonden. In de maandrapportages staat steeds vermeld dat er geen nieuwe of aanvullende informatie vanuit het OO en GRIP is.
Er wordt gesteld dat sprake is van vluchtgevaar, maar er wordt geen melding gemaakt van concrete feiten en omstandigheden. De directeur geeft zelf ook aan dat het vluchtgevaar niet “hard is onderbouwd” en dat er “rondom klager nog altijd verschillende,
niet eenduidige verhalen bestaan”. Het is niet duidelijk om welke “niet eenduidige verhalen” het gaat. De maatregelen vormen een inbreuk op klagers persoonlijke levenssfeer. Ook de mediagevoeligheid kan geen reden vormen voor oplegging van de
toezichtmaatregelen. Het is een extra straf voor klager. Klagers raadsman verzoekt om bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden. Tevens verzoekt klagers raadsman om toekenning van een tegemoetkoming.
Klager heeft zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt bij brief van 19 oktober 2012 als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. De overplaatsing vanuit Curaçao naar Nederland had niks te maken met vluchtgevaar of mediagevoeligheid.
Klager heeft eerder beklag ingediend, maar dit is nooit aangekomen bij de beklagcommissie. Het klopt niet dat hij vrij snel is overgeplaatst naar een reguliere afdeling. Dit is pas gebeurd op 18 januari 2012. Er zijn toen extra toezichtmaatregelen
opgelegd en klager werd precies hetzelfde behandeld als op de BPG-afdeling. Pas na de zitting bij de beklagcommissie zijn de eerste toezichtmaatregelen opgeheven. Klager heeft steeds zelf om stukken moeten vragen, terwijl het aan de directeur is om
mede
te delen of er iets is veranderd of niet. Pas op 10 oktober 2012 zijn de toezichtmaatregelen opgeheven. Klager is het er niet mee eens dat hij nog steeds op de GVM-lijst staat.
3. De beoordeling
Klager is vanuit Curaçao overgeplaatst naar Nederland. De directeur heeft in verband met - onder meer - plaatsing van klager op de GVM-lijst met risicoprofiel hoog een aantal toezichtmaatregelen opgelegd. Deze toezichtmaatregelen zijn regelmatig
verlengd. Nu de klaagschriften dateren van respectievelijk 10 februari 2012 en 16 februari 2012, waarbij klager aangeeft dat hij eerder beklag heeft ingediend, begrijpt de beroepscommissie dat het beklag is gericht tegen de schriftelijke mededeling van
24 januari 2012.
In de schriftelijke mededeling van 24 januari 2012 is vermeld dat de plaatsing van klager op de GVM-lijst is gebaseerd op vluchtgevaarlijkheid en mediagevoeligheid. Klager is veroordeeld in een zeer mediagevoelige zaak. Bij overplaatsing van klager
vanuit Curaçao naar Nederland is aangegeven dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van vluchtgevaar. Klager is vanuit een BPG-afdeling overgeplaatst naar een afdeling met een regime van algehele gemeenschap. Om een goed beeld te vormen omtrent klagers
gedrag en (externe) contacten, heeft de directeur besloten om aan klager toezichtmaatregelen op te leggen.
De vraag die vervolgens aan de orde is, is of die maatregelen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Voor een oordeel hierover is van belang dat dient te blijken van een belangenafweging omtrent de
noodzaak van de opgelegde maatregelen. De enkele verwijzing naar klagers plaats op de GVM-lijst is daarvoor onvoldoende. De directeur dient in een dergelijk geval een eigen belangenafweging te maken, onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en
getoetst op basis van ook voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke criteria. Gebleken is dat de directeur de toezichtmaatregelen heeft opgelegd omdat, behalve van plaatsing op de GVM-lijst, sprake zou zijn van vluchtgevaar en mediagevoeligheid. De
directeur had tijd nodig om zich een goed beeld te vormen omtrent klagers gedrag en zijn contacten. Aan klager zijn schriftelijke mededelingen uitgereikt ten aanzien van de oplegging en verlening van de toezichtmaatregelen. Bovendien heeft de directeur
- weliswaar marginale - maandrapportages overgelegd, waaruit onder meer blijkt dat hij maandelijks contact heeft gehad met het GRIP en dat klager maandelijks is besproken in het OO. Tevens is gebleken van afschaling en (uiteindelijk) opheffing van de
toezichtmaatregelen. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat in dit geval voldoende is gebleken dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt en dat deze belangenafweging voldoende wordt ondersteund door een
schriftelijke onderbouwing. Gelet op het voorgaande zal het beroep van de directeur gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 2 november 2012
secretaris voorzitter