nummer: 12/1125/GA
betreft: [klager] datum: 19 oktober 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Roermond,
gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2012 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Roermond. Klagers raadsman, mr. J.W.G.M. Kral, is niet
ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een strafcel, wegens de weigering van klager om mee te werken aan zijn plaatsing in een meerpersoonscel.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Aan klager is een tegemoetkoming van € 60,= toegekend.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft bij zijn beslissing om klager te plaatsen op een meerpersoonscel gehandeld conform de geldende regelgeving. De medische dienst
heeft de directeur voorafgaande aan zijn beslissing geïnformeerd dat bij klager, ondanks zijn leeftijd en de gestelde lichamelijke klachten, geen sprake was van een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel. De medische dienst heeft dit
nogmaals bevestigd nadat klager heeft geweigerd om plaats te nemen in een meerpersoonscel. De beslissing is derhalve zorgvuldig tot stand gekomen. Klager is wegens zijn weigering om te verblijven in de meerpersoonscel disciplinair gestraft. Tijdens
klagers verblijf in de strafcel is het afdelingspersoneel zich gaan afvragen of klager wel in een meerpersoonscel en, bij weigering, in een strafcel moet worden geplaatst. Nadat klager de disciplinaire straf heeft ondergaan is op verzoek van het
afdelingspersoneel een psycholoog geraadpleegd die een gesprek met klager heeft gevoerd. De psychologe, de inrichtingsarts en de medische dienst hebben uiteindelijk in overleg beslist om klager toch een contra-indicatie voor plaatsing in een
meerpersoonscel af te geven. Dit betekent evenwel niet dat de eerdere beslissing om klager in een meerpersoonscel te plaatsen onzorgvuldig is geweest. De directeur heeft immers vooraf tot tweemaal toe advies ingewonnen bij de medische dienst. Bovendien
bestond er op dat moment geen aanleiding om een psycholoog in te schakelen. Desgevraagd heeft de directeur geantwoord dat gedetineerden een voorkeur kunnen opgeven voor een celgenoot. Daarmee wordt indien mogelijk rekening gehouden, hetgeen mede
afhankelijk is van de capaciteit. Op het moment dat klager op een meerpersoonscel werd geplaatst was er slechts beperkt ruimte, waardoor, indien klager zijn voorkeur had mogen opgeven, niet met klagers voorkeur rekening gehouden had kunnen worden.
Voorts licht de directeur toe dat de hoge leeftijd van een gedetineerde geen reden is voor het afgeven van een contra-indicatie.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft drie maanden verbleven in het huis van bewaring van de locatie Roermond. Gedurende die periode is hem nooit duidelijk gemaakt dat hij in een
meerpersoonscel kon worden geplaatst. Dit is hem pas duidelijk geworden op het moment dat hij ook daadwerkelijk in een meerpersoonscel werd geplaatst. Hij is nooit in de gelegenheid gesteld om zijn voorkeur voor een celgenoot op te geven, terwijl deze
gelegenheid klager volgens de huisregels wel moet worden geboden. Klager is vanwege zijn leeftijd en zijn medische klachten, waardoor hij nauwelijks nachtrust heeft, niet geschikt voor een meerpersoonscel. De beslissing om aan klager geen
contra-indicatie af te geven is onzorgvuldig tot stand gekomen. De medische dienst heeft klagers geschiktheid voor een meerpersoonscel nooit goed beoordeeld. Er heeft geen gedegen onderzoek naar zijn klachten plaatsgevonden. Nadat klager zijn
disciplinaire straf heeft ondergaan, heeft hij wederom een rapport gekregen voor de weigering om plaats te nemen in een meerpersoonscel. De directeur heeft dit rapport toen aangehouden, omdat klagers geschiktheid voor een meerpersoonscel opnieuw werd
besproken door de medische dienst en een psycholoog. Uiteindelijk is aan klager toch een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel afgegeven.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur aan een gedetineerde die in een regime van algehele gemeenschap verblijft, een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van
gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. In het tweede lid van dat artikel wordt een aantal contra-indicaties vermeld op grond waarvan de ongeschiktheid van plaatsing in een
meerpersoonscel kan worden aangenomen.
Uit hetgeen ter zitting is aangevoerd maakt de beroepscommissie op dat de directeur, voorafgaande aan zijn beslissing tot plaatsing van klager in een meerpersoonscel, bij de medische dienst informatie heeft ingewonnen over klagers geschiktheid voor
plaatsing in een meerpersoonscel en dat de directeur de medische dienst nogmaals om informatie heeft gevraagd toen klager heeft geweigerd om plaats te nemen in een meerpersoonscel. De medische dienst, die op de hoogte was van klagers leeftijd en zijn
lichamelijke klachten, heeft aan klager geen contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel afgegeven. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de directeur in principe afgaan op informatie die hij van de medische dienst krijgt verstrekt.
Voorts overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat er ten tijde van de beslissing van de directeur omstandigheden bekend waren, op grond waarvan de directeur een psycholoog had moeten raadplegen over klagers geschiktheid voor plaatsing in
een
meerpersoonscel. Het feit dat de directeur, nadat klager de disciplinaire straf heeft ondergaan, alsnog een psycholoog heeft geraadpleegd en dat uiteindelijk toch een contra-indicatie is afgegeven, betekent naar het oordeel van de beroepscommissie niet
dat de beslissing van de directeur tot plaatsing van klager in een meerpersoonscel op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, nu immers klagers gedrag in de strafcel de aanleiding is geweest om alsnog een psycholoog te raadplegen. Gelet op het
vorenstaande overweegt de beroepscommissie dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager geschikt was voor een verblijf in een meerpersoonscel, waardoor de beslissing om klager op een meerpersoonscel te plaatsen niet als onredelijk
of onbillijk kan worden aangemerkt.
De weigering van klager om mee te werken aan zijn plaatsing in een meerpersoonscel is strafwaardig gedrag. De beslissing om klager daarvoor disciplinair te straffen kan daarom niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Voorts is de
beroepscommissie van oordeel dat de directeur, nadat klager de disciplinaire straf heeft ondergaan, zorgvuldig heeft gehandeld door klagers geschiktheid voor plaatsing, mede na het raadplegen van een psycholoog, opnieuw te bezien. Gelet op het
vorenstaande zal het beroep van de directeur gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 19 oktober 2012
secretaris voorzitter