nummer: 02/616/GA
betreft: [klager] datum: 11 juni 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 24 januari 2002 van de beklagcommissie bij locatie De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2002, gehouden in de p.i. Over-Amstel te Amsterdam, is de heer [...], unit-directeur van locatie De Schie, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het uiten van ernstige bedreigingen jegens het personeel en de maatregel van observatie door middel van een camera gedurende klagersverblijf in de strafcel, omdat dit noodzakelijk wordt geacht in het kader van zijn eigen gezondheid en veiligheid.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op eigen verzoek naar een afzonderingscel laten overbrengen.
Hij ging naar de medische dienst waar de arts hem mededeelde dat hij geen medicatie zou krijgen. Toen klager daarop wilde reageren, werd de arts plotseling weggeroepen en hij zei dat hij er nog op zou terugkomen. Klager bleef meteen verpleegkundige achter. De verpleegkundige zei tegen hem dat hij beter naar zijn cel kon gaan. Vervolgens werd hij boos.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is niet eerst op zijn eigen verzoek naar de afzonderingscel gebracht. Hij was bij de arts, toen de arts voor een spoedgeval werd weggeroepen. De inrichtingsarts had klager net verteld dat hij de medicatie die hij verlangdeniet zou krijgen. Hierna heeft hij gepoogd de verpleegkundige aan te vliegen. De verpleegkundige heeft zich vervolgens ingesloten en alarm geslagen. Klager is vervolgens naar de strafcel gebracht.
Klager heeft in de strafcel de directeur dringend verzocht om weer naar de afdeling terug te mogen keren. De directeur heeft hem medegedeeld dat hij in de strafcel moest blijven. Toen de directeur de strafcel verliet, sloeg klagermeerdere keren met zijn hoofd tegen de muur. Vervolgens is besloten om klager voor zijn eigen veiligheid onder cameratoezicht te plaatsen. Bij deze beslissing is niet direct het advies van de arts gevraagd, omdat de arts op datmoment niet aanwezig was. Op een later moment heeft overleg met de arts plaatsgevonden. Ook is de psycholoog erbij betrokken geweest. Na overleg met de psycholoog is het cameratoezicht na vier dagen verwijderd.
Tijdens de observatie met de camera is gedurende de hele dag het licht in de strafcel aan geweest. Dit is noodzakelijk voor de camera. De hoeveelheid licht die nodig is voor de camera is minimaal. Het is goed mogelijk om bij dezegeringe hoeveelheid licht te slapen.
3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat de inrichtingsarts werd weggeroepen voor een spoedgeval toen klager bij hem op het spreekuur was. De inrichtingsarts had klager medegedeeld dat hij die medicatie die hij verlangde niet zou krijgen.Vervolgens is de situatie geëscaleerd en is klager een disciplinaire straf opgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat de disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel niet in strijd is met de wet en evenminals onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Tevens is klager een maatregel van observatie door middel van een camera gedurende zijn verblijf in de strafcel opgelegd, omdat dit noodzakelijk was voor zijn eigen gezondheid en veiligheid. Klager heeft de directeur dringendverzocht om naar de afdeling terug te mogen keren. Verder heeft klager meerdere malen met zijn hoofd tegen de deur geslagen. Hierop is besloten klager onder cameratoezicht te plaatsen. Bij het nemen van deze beslissing kon geenadvies worden gevraagd van de inrichtingsarts. Op het moment dat dit wel weer mogelijk was, is advies gevraagd aan de inrichtingsarts. Verder is de psycholoog erbij betrokken geweest.
Ten aanzien van de hoeveelheid licht die nodig is voor het kunnen uitoefenen van het cameratoezicht is aannemelijk geworden dat deze hoeveelheid zo minimaal mogelijk is. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing niet instrijd is met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij verklaart het beroep derhalve ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 11 juni 2002.
secretaris voorzitter