Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2215/TA, 22 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2215/TA

betreft: [klager] datum: 22 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 juli 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A.J. van der Velden om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep van belang
Het beklag betreft:
a. (de verlenging van) klagers postmaatregel in de maanden januari, februari en maart 2012 en
b. de (te late) verzending van klagers geprivilegieerde post van 27 maart 2012.

De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder a. gegrond verklaard en aan klager ter zake een tegemoetkoming van € 15,= toegekend en klager ten aanzien van het beklag vermeld onder b. niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte
uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wil voor a. een hogere tegemoetkoming. De maatregel is opgelegd in verband met een vermoeden. Klager weet niets van een poeder- of dreigbrief.
De beslissing met betrekking tot b. is niet juist. Als een tbs-gestelde een brief aan een personeelslid geeft voor zijn advocaat dan moet die brief dezelfde dag op de bus worden gedaan. De inrichting moet zorgvuldig omgaan met advocatenpost.

Het hoofd van de inrichting heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter.
Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot b. overweegt de beroepscommissie dat de verzending van klagers geprivilegieerde post een beklagwaardige beslissing betreft in de zin van artikel 56, eerste lid aanhef en onder e, van de Bvt en dat zij derhalve de uitspraak van de
beklagrechter op dit punt zal vernietigen en klager alsnog zal ontvangen in het beklag.
Uit de stukken volgt dat klager op 27 maart 2012 een brief gericht aan zijn advocaat ter verzending heeft aangeboden aan het personeel en dat deze brief een dag later is verzonden dan klager had verwacht. Door klager is niet gesteld dat het
noodzakelijk
was om de brief terstond te versturen. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing om de brief niet dezelfde dag nog te versturen niet in strijd is met de wet en niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal derhalve het
beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Met betrekking tot b. vernietigt zij de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager alsnog in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven