Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2346/GA, 22 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2346/GA

betreft: [klager] datum: 22 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.B. Pieters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juli 2012 van de beklagcommissie bij locatie Maashegge te Overloon, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.B. Pieters, en [...], plaatsvervangend vestigingdirecteur bij de locatie
Maashegge.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, om, in afwachting van klagers herselectie, te voorkomen dat klager, die positief is getest op het gebruik van cocaïne, zich aan
detentie onttrekt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is een ordemaatregel opgelegd, omdat hij cocaïne gebruikt zou hebben. Klager heeft nog nooit drugs gebruikt en hij is ook niet
veroordeeld voor een drugsgerelateerd feit. Klager is meermalen, ook na verlof, getest op drugsgebruik en alle keren scoorde hij negatief. Klager heeft zich in de inrichting altijd goed gedragen. Hij had reeds een aantal verloven uitstaan om zijn
familie te kunnen bezoeken en de einddatum van zijn detentie naderde al snel. Het is ondenkbaar dat klager dit alles op het spel heeft gezet door opeens drug te gaan gebruiken. Gelet op klagers staat van dienst had er een gedegen onderzoek moeten
plaatsvinden. Klager is van oordeel dat onvoldoende is onderzocht of de urinecontrole juist is uitgevoerd en, indien dit het geval mocht zijn, op welke wijze de cocaïne dan in zijn lichaam terecht is gekomen. De directeur heeft zich niet goed verdiept
in klagers argumenten. Klager vermoedt dat de cocaïne via een stuk taart, dat hij van zijn ex-werkgever met wie hij in onmin leefde, heeft gekregen, in zijn lichaam is gekomen. Het stuk taart is door een medegedetineerde op klagers bordje geschept. Na
het eten van de taart is klager erg misselijk geworden. Dit was tot voor kort slechts een theorie. Echter, op een later tijdstip heeft hij van een medegedetineerde gehoord dat zijn theorie inderdaad klopt. De hoeveelheid cocaïne die hij binnen heeft
gekregen, is gigantisch. Klager is dus vergiftigd door een medegedetineerde. Echter, hij is eerst niet in de gelegenheid gesteld om aangifte te doen. Later heeft hij dit wel alsnog gedaan. Klager is voordat hij de uitslag van de urinecontrole te horen
heeft gekregen in een isoleercel geplaatst. Daar heeft de directeur hem bezocht en is hem meegedeeld dat hij cocaïne heeft gebruikt. Hij heeft de directeur er meteen op gewezen dat het onmogelijk is dat hij positief heeft gescoord en heeft gevraagd tot
wie hij zich moet wenden voor een nader onderzoek. Klager meent dat hij door de directeur niet, dan wel onvoldoende, duidelijk is gewezen op de mogelijkheid van een herhalingsonderzoek. Klager weet zeker dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn recht
op een herhalingsonderzoek. Maar ook in het geval hij dit wel gedaan zou hebben, is de procedure niet juist gevolgd, omdat een gedetineerde 24 uur de tijd heeft om zich te bezinnen of hij gebruik wil maken van zijn recht op een herhalingsonderzoek.
Zeker in het geval van klager, die duidelijk aangeslagen was door zijn plaatsing in een afzonderingscel, was het noodzakelijk dat zeker gesteld werd dat hij zijn rechten had begrepen. Dat is niet gebeurd. Het oordeel van de beklagcommissie dat hij wel
afstand heeft gedaan van zijn recht op een herhalingsonderzoek, omdat hij eerst op aangeven van zijn advocaat melding zou hebben gemaakt van het verzuim van de directeur is onjuist. De gevolgen van overplaatsing van een beperkt beveiligde inrichting
vlakbij zijn woonplaats naar een gesloten inrichting aan de andere kant van het land zijn voor klager enorm. Klager is in afwachting van zijn overplaatsing ingesloten op een afzonderingscel om onttrekking aan detentie te voorkomen. In het geval van
klager bestond er helemaal geen vluchtgevaar. Hij is meermalen met verlof dan wel strafonderbreking geweest en is altijd teruggekeerd naar de inrichting.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Zij verwijst naar haar verweer op klagers klaagschrift. Uit de uitslag van de urinecontrole blijkt dat klager cocaïne heeft gebruikt. Als gevolg
daarvan is klager voorgedragen voor herselectie. Omdat de locatie Maashegge een beperkt beveiligde inrichting is, is om te voorkomen dat klager zich zou onttrekken aan detentie een ordemaatregel van plaatsing op een afzonderingscel opgelegd. Dit
gebeurt
vrijwel altijd. Klager is in de afzonderingscel door de directeur gehoord en de directeur heeft klager meegedeeld om welke reden hij in een afzonderingscel is geplaatst. De directeur weet zeker dat zij klager toen heeft gewezen op zijn recht om een
herhalingsonderzoek aan te vragen. Dat dit aan klager is meegedeeld staat ook in de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel. Klager heeft van zijn recht afgezien. Klager is drie dagen later overgeplaatst, maar in die periode heeft hij nooit
gevraagd of hij de directeur nogmaals kon spreken.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de stelling van klager dat zijn recht om een herhalingsonderzoek aan te vragen is geschonden, overweegt de beroepscommissie het volgende. In artikel 5, tweede lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de
Regeling) is het volgende bepaald: ‘Indien het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is geconstateerd of wanneer de gedetineerde daarom verzoekt wordt de uitslag van het onderzoek aan de gedetineerde bekend gemaakt. Hierbij wordt de gedetineerde
gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek. Indien de mededeling mondeling wordt gedaan legt het personeelslid dat de mededeling heeft gedaan, schriftelijk vast dat en wanneer de mededeling is gedaan.’. In de schriftelijke mededeling van de
ordemaatregel van 2 april 2012 staat de volgende zin: ‘U ziet af van een herhaling c.q. bevestigingsonderzoek’. Gelet hierop, in combinatie met het feit dat de directeur ter zitting heeft aangevoerd dat zij klager zelf in de afzonderingscel heeft
gewezen op de mogelijkheid van een herhalingsonderzoek, acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk dat klager is gewezen op zijn recht op een herhalingsonderzoek.

Klager is, nadat hij bij een urinecontrole positief had gescoord op het gebruik van cocaïne, door de directeur ter herselectie aangeboden bij de selectiefunctionaris. Aan klager is in afwachting van zijn herselectie op 2 april 2012 een ordemaatregel
van
plaatsing in afzonderingscel opgelegd en daartegen heeft klager beroep ingesteld. De selectiefunctionaris heeft op 4 april 2012 beslist om klager over te plaatsen naar de gevangenis van de p.i. Hoogeveen, zijnde een inrichting met een normaal
beveiligingsniveau. Klager heeft tevens tegen de beslissing van de selectiefunctionaris beroep ingesteld en op dit beroep zal in een aparte uitspraak (met nummer 12/2051/GB) worden beslist. In onderhavig beroep staat ter beoordeling de vraag of de
directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager, in afwachting van zijn herselectie, een ordemaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan de directeur een onderzoek had moeten instellen naar de uitslag van de urinecontrole. De directeur heeft derhalve af kunnen gaan op de uitslag van
de urinecontrole. Klager verbleef op het moment dat hij door de directeur is voorgedragen voor herselectie in de beperkt beveiligde inrichting van de locatie Maashegge. Gezien het open karakter van die inrichting en de daarbij passende ruime vrijheden
van de gedetineerden met dientengevolge mogelijkheden voor ontvluchting, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur niet kan worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en
de uitspraak van de beklagcommissie zal, met aanvulling van de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden, voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 22 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven