nummer: 12/3046/GV
betreft: [klager] datum: 30 oktober 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.H.R. Hogewind, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 september 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De feiten waarvoor hij is veroordeeld moeten worden gezien in het licht van de tumultueuze relatie met zijn ex-vriendin. Het gevaar voor recidive is dan ook uitsluitend te beargumenteren ten opzichte
van
het contact met zijn ex-vriendin. Dit gevaar kan volledig worden ondervangen door een contactverbod met de ex-vriendin en een straatverbod. Indien klager in de buurt komt van zijn ex-vriendin zal bovendien de voorwaardelijke gevangenisstraf van zes
maanden tenuitvoer worden gelegd. Verder is het volgens klager in strijd met de redelijkheid en billijkheid om zijn verzoek te beoordelen aan de hand van verklaringen die hij in het kader van zijn strafzaak twee jaar geleden bij de politie heeft
afgelegd. Ook het reclasseringsadvies is inmiddels twee jaar oud. Klager staat open voor behandeling. Hij had begrepen dat hij reeds in juli 2012 was aangemeld voor de AFPN-rapportage. In september 2012 bleek echter dat er nog een lang traject is te
gaan voordat dit zover is. Hij diende zelfs nog aangemeld te worden. Het is niet aan klager te wijten dat dit proces traag verloopt. Voorts heeft klager zich altijd goed gedragen binnen de inrichting. Er hebben zich geen incidenten voorgedaan en hij
heeft geen rapporten gekregen. Klager heeft het verlof nodig om zaken te regelen omtrent werk, woning en opleiding. Ook wil hij graag zijn familie bezoeken. Het bestreden besluit is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Met name
het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Er is een inschatting gemaakt van de risico’s die aan het verlof verbonden zijn. Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat er te weinig vertrouwen bestaat in een
goed verloop van het verlof. Zijn opstelling naar het slachtoffer - zoals dit in het proces-verbaal is vermeld - en het feit dat de reclassering aangeeft dat een hoog gemiddeld recidiverisico bestaat, liggen hieraan ten grondslag. Klager is deelnemer
aan “Binnen Beginnen”. Behandeling en plaatsing bij Exodus zijn onderdeel van het plan. Hij heeft twee intakegesprekken gehad, maar een behandelplan ontbreekt. Dat het gevaar voor recidive uitsluitend is te beargumenteren ten opzichte van klagers
vriendin, miskent de situatie. Gedragsinterventies zijn uitgebleven en het recidiverisico is niet verminderd. Uit de stukken blijkt niet dat klager na twee jaar een heel andere opstelling heeft naar zijn ex-vriendin. Klager heeft bij zijn eerste
verlofaanvraag een verlofadres opgegeven dat dichtbij het adres van het slachtoffer was gesitueerd. Verder is het reclasseringsadvies van twee jaar geleden nog geldig met betrekking tot het recidiverisico. Het feit dat het niet aan klager te wijten is
dat hij nog niet aan een behandeling heeft kunnen beginnen, doet evenmin af aan het recidiverisico.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De verlofcommissie en de directeur van de locatie Westlinge te Heerhugowaard hebben positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Daarbij wordt opgemerkt dat sprake dient te zijn van een meldplicht bij de politie.
De Advocaat-Generaal bij het ressortsparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd. Volgens de Advocaat-Generaal, dient eerst enig resultaat van de behandeling bekend te zijn. Verder geeft de Advocaat-Generaal aan dat het verlofadres te dicht is
gelegen op één van de locatieverboden. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft klager een ander verlofadres opgegeven. De Advocaat-Generaal heeft aangegeven te blijven bij zijn negatieve advies.
De politie heeft geen bezwaar, maar wil wel op de hoogte worden gehouden van het verlofmoment.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zesendertig maanden (waarvan zes voorwaardelijk) met aftrek, wegens verkrachting, mishandeling, bedreiging en diefstal. De einddatum van zijn detentie is gesteld op 7 mei 2013.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. De directeur heeft de verlofaanvraag op 22 juni 2012 afgewezen. Het door klager tegen deze beslissing ingestelde beklag is bij uitspraak van 10 september 2012 door de
beklagcommissie bij de locatie Westlinge gegrond verklaard. De directeur heeft vervolgens positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en heeft de selectiefunctionaris verzocht te beslissen op de aanvraag, hetgeen heeft geleid tot de
bestreden
beslissing.
De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.
Uit het selectieadvies van de locatie Westlinge te Heerhugowaard volgt dat klager deelneemt aan een traject in het kader van Terugdringen Recidive (TR). De reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als hoog gemiddeld. Behandeling bij een
Forensische Psychiatrische Afdeling en plaatsing in Exodus zijn onderdeel van het plan. Klager heeft inmiddels twee intakegesprekken gehad in het kader van de intake voor de behandeling. Echter door de aanmeldingsprocedure van de inrichting is er nog
geen behandelplan. Exodus wil ook eerst het behandelplan afwachten.
De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat er nog geen interventies hebben plaatsgevonden, niet aan klager is te wijten. Nu in dit stadium van klagers detentie nog geen interventies kunnen worden aangeboden, kan het gevraagde verlof
mogelijk een bijdrage leveren aan klagers re-integratie. Niet gebleken is dat het mogelijke risico op slachtofferconfrontatie niet kan worden ondervangen door het verbinden van (één of meer) bijzondere voorwaarden aan het verlof. Nu de inrichting en de
politie positief hebben geadviseerd en klager zich in de inrichting altijd aan de regels en afspraken heeft gehouden, is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris als onredelijk en onbillijk moet worden
aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor toekenning van een
tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 oktober 2012
secretaris voorzitter