Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1558/GA, 16 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1558/GA

betreft: [klager] datum: 16 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2012 van de beklagcommissie bij voormelde p.i. gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 september 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Leeuwarden, en [...], jurist bij de afdeling juridische zaken van DJI.

Vóór de zitting is meegedeeld dat klager, die in vrijheid is gesteld, noch zijn raadsvrouw mr. A.M.G. Wolffs ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv in verband met provocerend gedrag van klager richting personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag op formele grond gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De disciplinaire straf is opgelegd door het hoofd veiligheid die zonder beperkingen als plaatsvervanger van de directeur in de zin van artikel 3, vierde lid, van de Pbw is aangewezen en alle aan de directeur voorbehouden handelingen in de zin van
artikel 5, vierde lid, van de Pbw mag verrichten. Hij is lid van het MT en heeft een brede verantwoordelijkheid in de inrichting. Hij beschikt over dezelfde bevoegdheden als de directeuren. Hij is niet enkel aangewezen als plaatsvervanger van de
directeur om straffen te kunnen opleggen. Hij heeft ook een eigen portefeuille net als de directeur.
De jurisprudentie van de beroepscommissie met betrekking tot strafoplegging door een als plaatsvervanger van de directeur aangewezen medewerker is bekend. De vraag is in welk geval een aanwijzing als plaatsvervanger van de directeur wel voldoet voor
wat
betreft strafoplegging.

De directeur heeft op de vragen van de beroepscommissie geantwoord dat het hoofd veiligheid niet in dezelfde salarisschaal zit als de directeuren. De aanwijzing is gegeven voor bepaalde tijd. De directeur beschikt over een vaste aanstelling voor
onbepaalde tijd.

De jurist van de afdeling juridische zaken van DJI heeft aangevoerd dat de directeur een benoeming heeft als directeur en dit verschilt van een aanwijzing tot plaatsvervanger van de directeur en dat het niet bevreemdt dat de plaatsvervanger niet in
dezelfde salarisschaal als de directeur zit. Er is verschil tussen een benoeming en een aanwijzing. Een directeur heeft geen aanwijzing nodig en beschikt al over de bevoegdheden van directeur.
De wetgever heeft het mogelijk gemaakt om een plaatsvervanger van de directeur aan te wijzen. Uit de jurisprudentie volgt dat het onder bepaalde omstandigheden mogelijk is om een plaatsvervanger van de directeur aan te wijzen. Getracht wordt om met de
aanwijzing aan de jurisprudentie te voldoen. Niet alleen de bevoegdheid om straf op te leggen is van belang, maar ook de bevoegdheid om andere (voorbehouden) handelingen te verrichten, indien de directeur niet aanwezig kan zijn.

Door of namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager is bij beslissing van 10 april 2012 een disciplinaire straf opgelegd door R. M. die volgens de schriftelijke mededeling als plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de
p.i. Leeuwarden is aangewezen.

Bij besluit van 6 december 2011 is de heer R. M. hoofd veiligheid van de p.i. Leeuwarden namens de Minister van Veiligheid en Justitie als plaatsvervanger van de directeur aangewezen als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Pbw. Het besluit vervalt
op 1 januari 2013.

Wat betreft de bevoegdheden van de Minister en de directeur, voor zover hier van belang, overweegt de beroepscommissie als volgt. Het opperbeheer van de inrichtingen berust bij de Minister en het beheer van een inrichting of afdeling berust bij de
directeur, aldus het bepaalde in het tweede en derde lid van artikel 3 van de Pbw. Aan artikel 3, vierde lid, van de Pbw ontleent de Minister de bevoegdheid één of meer personen aan te wijzen als plaatsvervanger van de directeur. In de Pbw wordt verder
geen onderscheid gemaakt tussen de directeur en de plaatsvervanger van de directeur: in de Pbw wordt volstaan met het begrip directeur. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden die aan deze functionaris worden toegekend, komen derhalve toe aan ieder
die
als directeur is aangesteld.

De directeur ontleent zijn bevoegdheden rechtstreeks aan de wet en kan ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 van de Pbw bepaalde bevoegdheden mandateren aan ambtenaren en medewerkers van de inrichting; uitgesloten zijn daarbij evenwel
de aan de directeur voorbehouden beslissingen opgesomd in het vierde lid van artikel 5 van de Pbw, waartoe de onder h genoemde beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf behoort.

Een ministeriële aanwijzing tot benoeming van een plaatsvervangend directeur kan onder omstandigheden voldoende zijn om de bevoegdheden uit te oefenen die op grond van artikel 5, vierde lid, van de Pbw aan de directeur zijn voorbehouden. De in
aanmerking te nemen omstandigheden betreffen onder andere de omvang en wijze waarop de directietaken worden vervuld. Daarbij kan van belang zijn de vraag of alle directietaken worden uitgeoefend en of deze worden uitgeoefend in een afgebakend deel
(afdeling of unit) van de inrichting. Een tijdelijke en beperkte aanwijzing strookt niet met de bedoeling van de wet.

In het besluit van 6 december 2012 wordt de heer R. M. tijdelijk, tot 1 januari 2013, aangewezen als plaatsvervanger van de directeur. Hieruit leidt de beroepscommissie af, dat het aanwijzingsbesluit kennelijk is genomen met het doel het creëren van
een
bevoegdheid tot het opleggen van disciplinaire straffen. Dit strookt niet met de bedoeling van de wet.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de heer R. M. dan ook niet bevoegd tot het opleggen van een disciplinaire straf. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd
met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven