Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0399/TA, 7 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/399/TA

betreft: [...] datum: 7 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 14 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak d.d. 31 januari 2002 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 april 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting mevrouw[...], sector manager bij die tbs-inrichting. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voorzover in beroep van belang, de insluiting van klager in zijn eigen verblijfsruimte gedurende de programmaonderdelen van het zorgprogramma verslaving vanaf het moment dat klager deelname aan bepaaldeonderdelen van het programma weigerde, voor de duur van drie weken.

De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het onderhavige beroepschrift dat namens het hoofd van de inrichting is ingediend bij de beroepscommissie is slechts ingegaan op dat onderdeel van het beklag dat door de beklagcommissie gegrond is verklaard. De argumentatie dieter ondersteuning van het beroep is gevoerd is derhalve een andere dan bij de beklagcommissie. Bij die laatste commissie is namens het hoofd van de inrichting vooral ingegaan op het eerste onderdeel van het beklag. Het laatsteonderdeel van het beklag, dat in beroep aan de orde is, vereist een andere argumentatie.
In de maand november 2001 is klager gaan deelnemen aan het zorgprogramma verslaving. In een pril stadium is hij daar echter weer mee gestopt omdat hij door rug- en schouderklachten niet aan de sportmodules kan deelnemen. Hetzorgprogramma bestaat uit wisselende modules. Voor de groepsdynamiek is het belangrijk dat klager bij al deze modules op de een of andere wijze betrokken is. Het is niet zo dat klagers klachten in twijfel worden getrokken. Deze doenhem echter vaak besluiten geen gebruik te maken van de therapieblokken die hem worden aangeboden. De inrichtingsstaf kan zich in dat verband niet aan de indruk onttrekken dat klager selectief is als het gaat om de vraag waaraan hijwel of niet kan deelnemen. Als klager de activiteiten als leuk ervaart, lijken zijn klachten hem niet te deren. Naar de mening van de staf is dit een indicatie dat de psychische draaglast van klager groter is geworden dan zijndraagkracht.
Klager is niet verplicht zich lichamelijk in te spannen. Wel is het zo dat de fysiotherapeut juist meer lichaamsbeweging heeft aangeraden, waarna klager een hometrainer heeft aangeschaft. Het enige dat van klager verlangd wordt, isdat hij betrokken is bij de verschillende modules. Klager mag zitten, liggen of staan, wat hij maar wil. Klager wil echter niets, en dat is geen optie in het zorgprogramma. Het zorgprogramma is een programma waarvoor verpleegdengeïndiceerd zijn. Er is met alle verpleegden wekelijks gesproken over het personeelstekort. Daarbij is aangegeven dat mensen die niet wensen deel te nemen aan (bepaalde onderdelen van) het zorgprogramma, gedurende die tijd op huneigen cel moeten verblijven. Dit betekent dat men in het uiterste geval op doordeweekse dagen twee tot drie uur per dag achter de deur zit. Deze situatie is op een aantal verpleegden van toepassing. Het personeelstekort is nog nooitzo nijpend geweest. In november 2001 is begonnen met langere insluittijden in het weekend, om zo doordeweeks zo lang mogelijk door te kunnen gaan. Omdat het personeelstekort aan de orde van de dag is, worden de consequenties hiervancontinu benadrukt. Het kan dus niet zo zijn dat klager hiervan niet op de hoogte was. Bovendien wordt in de kliniekregels voorzien in deze mogelijkheid. Onder ‘bewegingsvrijheid binnen de inrichting’ bij punt 7 wordt vermeld dat‘het niet volgen van een dagprogramma(onderdeel) onder omstandigheden, zoals onvoldoende personeelsbezetting, insluiting in de eigen kamer tot gevolg kan hebben’. In de inrichting wordt deze regel zo opgevat dat patiënten die zelfbesluiten om niet deel te nemen aan een bepaald programmaonderdeel worden ingesloten voor de duur van dat programmaonderdeel. Deze opvatting staat in direct verband met het structurele tekort aan sociotherapeuten op de afdelingen.Zoals gezegd, alle verpleegden zijn uitdrukkelijk over deze regel en de uitvoering daarvan geïnformeerd.
Nu er geen sprake is van insluiting van klager in afwijking van de geldende regels, is er geen sprake van afzondering in de zin van artikel 1, sub z, van de Bvt.
Mocht de beroepscommissie van oordeel zijn dat er wel sprake is van afzondering dan is daar nog het volgende op af te dingen. Klager is over een periode van drie weken niet meer dan zeven en een half uur per week ingesloten geweest.Dat is in totaal niet meer dan 22,5 uur. Ingevolge artikel 57, derde lid, Bvt, staat tegen een beslissing tot afzondering eerst beklag open nadat deze twee dagen heeft geduurd. Het hoofd van de inrichting deelt het oordeel van debeklagcommissie, dat het cumulatieve effect van deze maatregel in strijd moet worden geacht met de geest van de beginselenwet, derhalve niet. Dat zou namelijk betekenen dat insluiting, verspreid over een langere periode – in ditgeval drie weken – eerder beklagwaardig is dan een aaneengesloten afzondering.
Overigens is klager recent gestart met een delictgroep. Klagers delictanalyse is net afgerond. Het is erg moedig van klager dat hij hieraan meedoet; pedoseksuele verpleegden staan over het algemeen het laagst in de rangorde die bijverpleegden onderling geldt. Hiernaast opnieuw meedoen aan het zorgprogramma is geen optie. Volgens de inrichtingsartsen is het volgen van twee programma’s te zwaar voor klager.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Allereerst is van belang dat de insluiting van klager gedurende de periode dat hij niet deelneemt aan het zorgprogramma voor hem een punitief karakter draagt.
Klager heeft wel degelijk klachten. Getuige de laatste brief van de fysiotherapeut heeft klager last van verschillende klachten van wisselende intensiteit. Klager hoefde aan de sportactiviteiten inderdaad niet mee te doen, maarmoest daarbij wel aanwezig zijn. Gedurende deze activiteit moest hij op een slechte stoel zitten, dus ging hij niet. Aan de niet-sportactiviteiten, die ook groepsgebonden zijn, kan en wil hij wel deelnemen. Door zijn klachten kanhij echter niet (lang) op slechte stoelen zitten of staan.
Het is niet meer na te gaan c.q. te toetsen of klager op de hoogte was van het personeelstekort en de verregaande consequenties die daaraan zijn verbonden. Deze zijn niet schriftelijk vastgelegd en klager heeft van een mondelingeregeling dienaangaande (ook) nooit melding gemaakt. In de kliniekregels is vermeld dat er „onder omstandigheden“ sprake kan zijn van insluiting tijdens het dagprogramma. Die zijn nu blijkbaar continu aan de orde. Een dergelijkepraktijk is niet in overeenstemming met hetgeen bepaald is in de kliniekregels, welke derhalve verbazing wekken.
Ten slotte is het voor klager onbegrijpelijk dat hij inmiddels in het geheel niet meer mag deelnemen aan het zorgprogramma. Door klagers eigen moed en inzet mag hij momenteel deelnemen aan een delictgroep. Deze inzet mag er niet toeleiden dat hij vervolgens geheel uit het zorgprogramma wordt gezet. Dat is nimmer klagers opzet geweest. Hij is bereid en in staat zich ook voor het zorgprogramma in te zetten.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 31, tweede lid, Bvt heeft de verpleegde het recht om in totaal ten minste vier uren per dag samen met één of meer medeverpleegden door te brengen, behalve in geval van afzondering of separatie. Ook kunnen in hetverpleeg- en behandelplan aan verpleegden rechten en vrijheden worden toegekend. Blijkens de Memorie van Toelichting op de Bvt kunnen echter aan het verpleeg- en behandelplan geen concrete, effectueerbare rechten worden ontleend.

Vast staat dat klager gedurende een periode van drie weken tijdens het onderdeel sport van het zorgprogramma ingesloten is geweest in zijn verblijfsruimte. Klager nam wegens rug- en schouderklachten geen deel aan deze activiteit.Gebleken is dat socio-therapeuten van de afdeling voornoemde activiteit in het kader van de therapie mede begeleiden en dat in beginsel alle deelnemers van het zorgprogramma daaraan meedoen.

Ingevolge onderdeel 5.3, sub 7, van de kliniekregels van De Kijvelanden kan het niet volgen van een dagprogramma(onderdeel), onder omstandigheden, zoals onvoldoende personeelsbezetting, insluiting in de eigen kamer tot gevolghebben.
In de praktijk betekent dit dat een verpleegde die om welke reden dan ook afziet van deelname aan een dagprogramma(onderdeel), gedurende de tijd van deze therapeutische activiteiten in zijn verblijfsruimte dient te vertoeven wegenshet ontbreken van voldoende personeel op de afdeling. Alle verpleegden worden uitdrukkelijk over deze regel en de uitvoering daarvan geïnformeerd. Naar het oordeel van de inrichting geldt dat ook voor klager, die er bovendien zelfvoor heeft gekozen om niet deel te nemen aan de eerder genoemde activiteit(en).
De beklagcommissie heeft in haar uitspraak bepaald dat er in het onderhavige geval sprake is van afzondering in de zin van artikel 1, eerste lid, sub z, Bvt jo artikel 34, eerste lid, Bvt, aangezien de insluiting in afwijking van dealgemene regels heeft plaatsgevonden, zonder dat er omstandigheden als bedoeld in onderdeel 5.3, sub 7, van de kliniekregels aan de orde waren.
De beroepscommissie volgt dit standpunt van de beklagcommissie niet. Gezien het vorenstaande is naar haar oordeel voldoende aannemelijk geworden dat er door structurele personeelstekorten sprake is van een omstandigheid als bedoeldin het genoemde onderdeel van de kliniekregels, terwijl bovendien aannemelijk is dat aan deze omstandigheid voldoende bekendheid is gegeven om te kunnen spreken van een in een inrichting geldende regel als bedoeld in artikel 1,onder z, Bvt.
Voorts acht de beroepscommissie van belang dat niet is gesteld, noch gebleken dat klager is beperkt in de bewegingsvrijheid, waarop hij ingevolge artikel 31, tweede lid, Bvt ten minste aanspraak moet kunnen maken, noch dat hij inenig ander recht is geschaad.

De beslissing van(wege) de directeur om klager gedurende een periode van drie weken, tijdens de activiteiten waaraan klager niet wenste deel te nemen, op zijn kamer te doen verblijven is naar haar oordeel reeds daarom niet in strijdmet de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep treft mitsdien doel.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag, voorzover in beroep aan de orde, alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, prof. dr. R.A.R. Bullens en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 7 juni 2002.

secretaris voorzitter

nummer: 02/399/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 19 april 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart
leden: prof. dr. R.A.R. Bullens en mr. H. Heijs.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. D.R. Kruithof.

Gehoord zijn klagers raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, en namens het hoofd van tbs-kliniek De Kijvelanden, [...], sector manager bij die tbs-inrichting.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
In het onderhavige beroepschrift dat namens het hoofd van de inrichting is ingediend bij de beroepscommissie is slechts ingegaan op dat onderdeel van het beklag dat door de beklagcommissie gegrond is verklaard. De argumentatie dieter ondersteuning van het beroep is gevoerd is derhalve een andere dan bij de beklagcommissie. Bij die laatste commissie is namens het hoofd van de inrichting vooral ingegaan op het eerste onderdeel van het beklag. Het laatsteonderdeel van het beklag, dat in beroep aan de orde is, vereist een andere argumentatie.
Het zorgprogramma bestaat uit wisselende modules. Voor de groepsdynamiek is het belangrijk dat klager bij al deze modules op de een of andere wijze betrokken is. Het is niet zo dat klagers klachten in twijfel worden getrokken.
Het enige dat van klager verlangd wordt, is dat hij betrokken is bij de verschillende modules. Klager mag zitten, liggen of staan, wat hij maar wil. Klager wil echter niets, en dat is geen optie in het zorgprogramma. Hetzorgprogramma is een programma waarvoor verpleegden geïndiceerd zijn. Er is met alle verpleegden wekelijks gesproken over het personeelstekort. Daarbij is aangegeven dat mensen die niet wensen deel te nemen aan (bepaalde onderdelenvan) het zorgprogramma, gedurende die tijd op hun eigen cel moeten verblijven. Dit betekent dat men in het uiterste geval op doordeweekse dagen twee tot drie uur per dag achter de deur zit. Deze situatie is op een aantal verpleegdenvan toepassing. Het personeelstekort is nog nooit zo nijpend geweest. In november 2001 is begonnen met langere insluittijden in het weekend, om zo doordeweeks zo lang mogelijk door te kunnen gaan. Omdat het personeelstekort aan deorde van de dag is, worden de consequenties hiervan continu benadrukt. Het kan dus niet zo zijn dat klager hiervan niet op de hoogte was. Bovendien wordt in de kliniekregels voorzien in deze mogelijkheid. Onder ‘bewegingsvrijheidbinnen de inrichting’ bij punt 7 wordt vermeld dat ‘het niet volgen van een dagprogramma(onderdeel) onder omstandigheden, zoals onvoldoende personeelsbezetting, insluiting in de eigen kamer tot gevolg kan hebben’. In de inrichtingwordt deze regel zo opgevat dat patiënten die zelf besluiten om niet deel te nemen aan een bepaald programmaonderdeel worden ingesloten voor de duur van dat programmaonderdeel. Deze opvatting staat in direct verband met hetstructurele tekort aan sociotherapeuten op de afdelingen. Zoals gezegd, alle verpleegden zijn uitdrukkelijk over deze regel en de uitvoering daarvan geïnformeerd.
Overigens is klager recent gestart met een delictgroep. Klagers delictanalyse is net afgerond. Het is erg moedig van klager dat hij hieraan meedoet; pedoseksuele verpleegden staan over het algemeen het laagst in de rangorde die bijverpleegden onderling geldt. Hiernaast opnieuw meedoen aan het zorgprogramma is geen optie. Volgens de inrichtingsartsen is het volgen van twee programma’s te zwaar voor klager.

Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Allereerst is van belang dat de insluiting van klager gedurende de periode dat hij niet deelneemt aan het zorgprogramma voor hem een punitief karakter draagt.
Klager heeft wel degelijk klachten. Getuige de laatste brief van de fysiotherapeut heeft klager last van verschillende klachten van wisselende intensiteit. Klager hoefde aan de sportactiviteiten inderdaad niet mee te doen, maarmoest daarbij wel aanwezig zijn. Gedurende deze activiteit moest hij op een slechte stoel zitten, dus ging hij niet. Aan de niet-sportactiviteiten, die ook groepsgebonden zijn, kan en wil hij wel deelnemen. Door zijn klachten kanhij echter niet (lang) op slechte stoelen zitten of staan.
Het is niet meer na te gaan c.q. te toetsen of klager op de hoogte was van het personeelstekort en de verregaande consequenties die daaraan zijn verbonden. Deze zijn niet schriftelijk vastgelegd en klager heeft van een mondelingeregeling dienaangaande (ook) nooit melding gemaakt. In de kliniekregels is vermeld dat er „onder omstandigheden“ sprake kan zijn van insluiting tijdens het dagprogramma. Die zijn nu blijkbaar continu aan de orde. Een dergelijkepraktijk is niet in overeenstemming met hetgeen bepaald is in de kliniekregels, welke derhalve verbazing wekken.
Ten slotte is het voor klager onbegrijpelijk dat hij inmiddels in het geheel niet meer mag deelnemen aan het zorgprogramma. Door klagers eigen moed en inzet mag hij momenteel deelnemen aan een delictgroep. Deze inzet mag er niet toeleiden dat hij vervolgens geheel uit het zorgprogramma wordt gezet. Dat is nimmer klagers opzet geweest. Hij is bereid en in staat zich ook voor het zorgprogramma in te zetten.

secretaris voorzitter

Naar boven