Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2424/GM, 16 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2424/GM

betreft: [klager] datum: 16 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 juli 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 september 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ooyerhoek heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 4 juli 2012, betreft het niet adequaat optreden bij klagers knieklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Op 14 juni 2012 heeft hij tijdens voetbal een knieblessure opgelopen. Ondanks dat hij pijn en klachten had, kreeg hij slechts verband en paracetamol. De arts is telefonisch geraadpleegd, hij had langs moeten komen
om te zien wat er aan de hand was. Pas de volgende dag zijn er foto’s gemaakt. Er bleek toen geen breuk te zijn.
Een week lang is er geen enkele actie ondernomen, de verstrekking van de paracetamol werd gestopt, zonder overleg met klager. Op 22 juni 2012 ging klager naar de orthopeed. Die adviseert een mri-scan te laten maken. Op 29 juni 2012 wordt de scan
gemaakt
en blijkt er een scheur te zitten in de binnenband van de linker knie. Klager krijgt een scharnierbrace. Klager wordt verwezen naar de fysiotherapeut. De eerste keer dat klager naar de fysiotherapeut moet, wordt hij niet opgeroepen. Klager kreeg
daarbij
last in zijn borststreek als gevolg van het gebruik van de krukken. Daarvoor is de arts van de huisartsenpost zelfs langs geweest.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Op 14 juni 2012 was er een telefonisch consult met de verpleegkundige. Klager had zijn knie verdraaid bij
voetbal.
Er waren geen tekenen van een fractuur. Als advies werd gegeven koelen, drukverband aanleggen en de volgende dag op het spreekuur van de arts komen. Op 15 juni 2012 is klager door de arts gezien. Klager had veel pijn en is verwezen naar het ziekenhuis.
Er bleek geen sprake te zijn van een fractuur, maar van distorsie.
Als therapie werd voorgeschreven drukverband en controle bij de poli orthopedie na een week. Op 20 juni 2012 is klager naar de orthopeed geweest.

3. De beoordeling
Gelet op hetgeen uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren komt kan niet anders worden geconcludeerd dan dat door en namens de inrichtingsarts jegens klager juist gehandeld is. Het is begrijpelijk dat klager het als vervelend heeft
ervaren dat hij, toen hij na het ongeval op zijn cel kwam, vanwege de pauze heeft moeten wachten tot er een verpleegkundige kwam, maar hierdoor is de blessure niet verergerd. Ofschoon de arts in dit geval wel even bij klager had kunnen komen kijken
naar
de knie, kan het feit dat hij dit niet heeft gedaan niet als onzorgvuldig worden aangemerkt. Klagers knie is bekeken en - voor zover mogelijk - beoordeeld door een gediplomeerd verpleegkundige. De verpleegkundige wordt in staat geacht te kunnen
beoordelen of het in een bepaalde situatie noodzakelijk of zeer wenselijk is dat de arts bij de patiënt komt kijken. Die situatie deed zich hier niet voor. Klager is de volgende dag gezien door de arts, die hem heeft doorgestuurd naar het ziekenhuis.
Dat klager de eerste keer niet is opgeroepen voor de fysiotherapeut is slordig, maar dit heeft geen nadelige consequenties voor het herstel van zijn knie gehad.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S. B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven