nummer: 12/1853/JZ
betreft: [klager] datum: 16 oktober 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift, ingediend door [...], vertrouwenspersoon van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg, namens
[...], geboren op [1995], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een uitspraak van 7 juni 2012 van de klachtencommissie bij de Jeugdzorgplusinstelling Avenier, locatie De Vaart te Sassenheim,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 augustus 2012, gehouden in de justitiële jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn klaagster, bijgestaan door haar vertrouwenspersoon voornoemd en [...], locatiemanager De Vaart, gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
Het beklag betreft- voor zover in beroep aan de orde-: het onzorgvuldig handelen door de pedagogisch medewerkers gedurende klaagsters plaatsing in de speciale afzonderingsruimte door:
a. de plaatsing langer te laten duren dan strikt noodzakelijk, waardoor het onnodig opnieuw geëscaleerd is;
b. de camera’s niet uit te zetten tijdens het uitkleden en de uitvoering van het onderzoek aan het lichaam.
De klachtencommissie heeft de klacht ten aanzien van de onderdelen a. en b. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klaagster
Namens klaagster is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt schriftelijk uitgebreid toegelicht. Ter zitting heeft klaagster daaraan het volgende toegevoegd.
Er was die dag het een en ander mis gegaan. Klaagster is daarop in afzondering geplaatst. Ze zou ieder kwartier bezocht worden. Dat gebeurde echter niet.
Op dit onderdeel is zij door de klachtencommissie in het gelijk gesteld, maar ze heeft het erg vervelend gevonden.
Klaagster heeft regelmatig op de bel gedrukt, maar ook daarop kwam er geen personeel bij haar kijken. Toen ze eindelijk contact kreeg was het met iemand van de centrale post. Er werd steeds gezegd dat er over vijf minuten iemand zou komen, maar dat
gebeurde niet. Pas geruime tijd nadat klaagster in de afzondering geplaatst was is er iemand bij haar geweest. Op de vraag wanneer zij er weer uit mocht werd aangegeven dat daarover overlegd moest worden. De situatie bleef echter voortduren. Bij een
van
de contacten werd gezegd dat de dienst van het personeel erop zat. Klaagster wilde de nacht niet doorbrengen in de afzondering en heeft toen brand gesticht.
Bij het onderzoek aan lichaam en kleding bleven de camera’s aan. Er werd gezegd dat dit conform het protocol was. Op haar verzoek kreeg ze een deken, waardoor ze zich wat van de camera’s kon afschermen.
Er is klaagster aangeboden een gesprek aan te gaan naar aanleiding van de hele situatie. Klaagster was daartoe wel bereid, maar het leek haar uiteindelijk niet zinvol.
De locatiemanager heeft aangevoerd dat het niet wenselijk wordt geacht jongeren in afzondering te plaatsen. In deze situatie was het noodzakelijk het wel te doen. Dat er niet ieder kwartier iemand van het personeel is komen kijken, terwijl die
toezegging wel gedaan was is inderdaad niet correct. Dat er niet regelmatig of snel genoeg iemand bij klaagster kwam, is niet goed te praten, maar dit had er bij klaagster niet toe mogen leiden dat zij een gevaarlijke situatie creëerde. Toen dat later
op de avond wel gebeurde, zij probeerde brand te stichten, is besloten haar de nacht in afzondering te laten. Vanwege de veiligheid was een onderzoek aan lichaam en kleding noodzakelijk. Hierbij waren meerdere personeelsleden aanwezig, zoals
voorgeschreven in het toen geldende protocol. Gedurende de gehele periode van afzondering is conform het protocol de camera aangeweest. Nadien is het protocol aangepast en mag de camera alleen aan op aangeven van de gedragsdeskundige.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het gegeven dat het personeel, ondanks toezeggingen daartoe, niet op de afgesproken tijdstippen bij klaagster is gaan kijken wordt opgemerkt dat hiertegen geen beroep open staat, omdat de klacht tegen dit onzorgvuldig handelen door de
beklagcommissie gegrond is verklaard. Klaagster heeft dit onderdeel nogmaals naar voren gebracht omdat deze nalatigheid volgens haar de reden is geweest van de escalatie later op de avond.
De beroepscommissie begrijpt dat het voor klaagster verwarrend en vervelend is geweest dat het personeel niet regelmatig en op de afgesproken momenten bij haar is komen kijken en dat er bij haar onduidelijkheid was over de duur van de afzondering. Het
is aannemelijk dat dit spanning bij klaagster heeft veroorzaakt. Dit rechtvaardigt echter niet het stichten van brand door klaagster. Gelet op deze door klaagster veroorzaakte escalatie is niet vast te stellen of klaagster werkelijk langer in
afzondering heeft gezeten dan op dat moment nodig was.
Haar beroep wordt ten aanzien van dit onderdeel dan ook ongegrond verklaard.
Ten aanzien van het cameratoezicht wordt het volgende overwogen. Nog daargelaten het antwoord op de vraag of cameratoezicht in de afzonderingsruimte, ook al bood het toen geldende protocol daartoe de mogelijkheid, bij klaagster van meet af aan
noodzakelijk was, er is op geen enkele manier gebleken van enige noodzaak de camera’s aan te laten bij het onderzoek aan lichaam en kleding. Ook al bood het protocol de mogelijkheid voor cameratoezicht, dan betekent dat nog niet dat cameratoezicht
onder
alle omstandigheden gerechtvaardigd is.
Een ernstige inbreuk op de privacy en integriteit van klaagster, zoals onderzoek aan lichaam en kleding, staat op zijn zachtst gezegd op gespannen voet met cameratoezicht. Het enkele feit dat er een protocol is dat cameratoezicht mogelijk maakt
ontslaat
de inrichting niet van de plicht zich ervan te vergewissen of een dergelijk ingrijpend toezicht op dat moment noodzakelijk is. Gelet op de ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van klaagster en de aanwezigheid van twee medewerkers van de
inrichting bij het onderzoek aan lichaam en kleding, acht de beroepscommissie het gebruik van de camera’s niet gerechtvaardigd. De uiteindelijk aan klaagster uitgereikte deken om zich te beschermen maakt het oordeel niet anders. Dit onderdeel van het
beroep zal daarom gegrond worden verklaard en klaagster zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt dienaangaande de uitspraak van de klachtencommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de klachtencommissie in zoverre en verklaart het beklag op dat onderdeel alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, drs. B. van Dekken en ing. M. Mulders, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 16 oktober 2012
secretaris voorzitter