nummer: 12/1937/GB
betreft: [klager] datum: 18 oktober 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 15 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager en zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, zijn uitgenodigd om op 24 augustus 2012 in de EBI van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught door een lid van de Raad te worden gehoord. In verband met een verlopen advocatenpas werd de raadsvrouw de
toegang tot de p.i. Vught ontzegd. In plaats daarvan is de raadsvrouw in de gelegenheid gesteld de pleitnotities te overleggen. Van deze gegelegenheid heeft de raadsvrouw van klager gebruik gemaakt. Op 31 augustus 2012 heeft de raadsvrouw van klager
een
nadere toelichting op het beroep gegeven. Op 10 september 2012 ontving de beroepscommissie een reactie van de selectiefunctionaris. Op 23 september 2012 is een reactie van klagers raadsvrouw ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.
2. De feiten
Klager is sedert 8 november 1999 gedetineerd. Op 12 december 2001 is klager
ontvlucht. Op 12 mei 2007 is klager aangehouden. Op 1 juni 2007 is hij geplaatst in de EBI.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht. De conclusie dat klager in staat is organisatorische invulling te geven aan ontvluchtingsvoornemens waarbij hulp van derden en grof
geweld
niet worden geschuwd, is ongefundeerd. Klager opereert juist solitair, vanwege een sterk wantrouwende houding naar de medemens. Klager is eenmaal ontvlucht, maar dit betrof een geweldloze ontvluchting. Om het vluchtgevaar te beteugelen zijn echter
andere mogelijkheden voorhanden, zoals plaatsing in een BGG, waarbij alle beperkingen die op grond van plaatsing op de GVM-lijst mogelijk zijn, kunnen worden toegepast. De bestreden beslissing is dan ook onredelijk en onbillijk.
Klager verblijft inmiddels vijf jaar in de EBI.
Er is geen sprake van een onafhankelijke en onpartijdige besluitvorming aangezien de selectiefunctionaris die de bestreden beslissing heeft genomen ook voorzitter is van de adviescommissie EBI.
De informatie waarop de beslissing is genomen is al jaren exact dezelfde en bevat onwaarheden en vele suggestieve opmerkingen. Klager heeft al lang de boete voldaan. Er is nimmer extreem rechtse literatuur aangetroffen in klagers strafzaak. Er is
nimmer
gebleken dat klager dergelijke sympathieën heeft. Er is nimmer een hoeveelheid explosieven aangetroffen bij klager thuis. Klager is niet veroordeeld voor een overval in Maastricht. Hij heeft geen messen gestolen. Wat betreft de incidenten in de EBI,
kreeg klager het gescheurde laken zo aangereikt. De muts en riem heeft klager steeds gedragen. Klager weet niet meer of hij per ongeluk ‘betrapt’ heeft gekeken. Klager heeft zelf gemeld dat het mesje zich niet meer in de puntenslijper bevond. Klager
heeft eenmaal de veters uit zijn schoenen weggegooid met het sop waarmee hij zijn sportschoenen schoonmaakt. Hij was verbaasd dat dit in zijn dossier kwam. Klager heeft eenmaal vergeten zijn potloden in te leveren in de creabox. Hij dient deze spullen
gemiddeld tweemaal per dag in te leveren. De stelling van de directeur dat positief gedrag van de gedetineerde niet meeweegt bij de EBI-beslissing, strookt niet met de toezegging in 2002, naar aanleiding van het bezoek van de CPT, dat goed gedrag wel
zal worden betrokken bij de beslissing tot verlenging van het verblijf.
Klager verblijft op grond van slechts de verdenking van ernstige feiten in de EBI, terwijl van extreem vluchtgevaar niet kan worden gesproken. Klager ondergaat zijn detentie in het zwaarste regime in Nederland, waarvan bepaalde aspecten door het EHRM
als inhumaan en vernederend zijn beoordeeld.
Er zal geen dan wel nauwelijks sprake zijn van maatschappelijke onrust bij overplaatsing van klager naar een lichter regime. Klager heeft zich jarenlang als een modelgedetineerde gepresenteerd. Er mag vanuit worden gegaan dat langer verblijf in een
dergelijk regime tot psychische schade zal leiden.
3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de p.i. Vught van 30 mei 2012 blijkt dat klager op 12 december 2001 samen met een medegedetineerde wist te ontvluchten. Deze ontvluchting vond plaats zonder gijzeling of geweldpleging. Klager wist
jarenlang uit handen van justitie te blijven. In 2006 was de politie dicht bij de aanhouding van klager, maar ook nu wist hij te ontkomen. Wel werden explosieven, wapens en extreem rechts materiaal aangetroffen die de politie direct kon linken aan
klager. Op 12 mei 2007 is klager aangehouden, waarbij hij richting omstanders gebruik maakte van pepperspray. Op 1 juni 2007 is klager geplaatst in de EBI. Klagers gedrag in de EBI is niet veranderd. Dit gedrag is stabiel en goed.
Klager is tijdens zijn verblijf in de EBI op zoek naar mogelijkheden binnen het gebouw. Er hebben zich ook verscheidene incidenten voorgedaan. Klager heeft zijn veters van zijn sportschoenen door het toilet gespoeld, wat niet te controleren is, hij is
vergeten zijn potloden in te leveren, er is enige tijd geleden een puntenslijper verdwenen waarvan het mesje nog altijd kwijt is, bij klager werd een beschadigde riem afgenomen en klagers laken bleek aan twee kanten te zijn gescheurd. Gelet op
bovenstaande argumenten adviseert de directeur om klagers verblijf in de EBI te verlengen.
3.3. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Er hebben zich enkele incidenten voorgedaan. Op 3 oktober 2010 werd tijdens een celinspectie een laken gevonden dat aan beide kanten was
afgescheurd. Ook werd een muts aangetroffen met daarin een riem gedraaid. In de fitnessruimte werden in klagers kast een muts en een pet gevonden. Op 16 december 2010 bleek tijdens een celinspectie dat de metalen gesp van klagers riem dusdanig was
beschadigd dat deze beschadiging het gevolg is van oneigenlijk gebruik. Vastgesteld werd dat er, in het geval van misbruik, sprake kan zijn van zeer ernstige risico’s voor de orde en veiligheid binnen de inrichting. Ook verdween het mesje van klagers
puntenslijper, dat tot op heden niet is teruggevonden. In april 2011 zei klager dat hij de veters van zijn sportschoenen door het toilet had gespoeld, hetgeen niet meer te controleren was. In november 2011 bleek dat klager pas op verzoek van het
personeel zijn potloden heeft ingeleverd. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaar wegens zeer ernstige, gewelddadige delicten welke hebben geleid tot maatschappelijke onrust. Tevens is klager ontvlucht geweest. Op 12 april 2010
is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar bovenop zijn huidige detentie. Klager heeft aangetoond om met derden een ontvluchting te kunnen voorbereiden. Hierbij schroomt klager niet om grof geweld te gebruiken indien hij dit
noodzakelijk
acht. Beide veroordelingen zijn uitvoerig in de media belicht.
De selectiefunctionaris fungeert inderdaad als voorzitter van de adviescommissie EBI. Hij speelt geen rol inzake het horen van gedetineerden.
4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.
4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.
4.4. Wat betreft het argument dat geen sprake is van onafhankelijke en onpartijdige besluitvorming het volgende. In artikel 23 van de Regeling is bepaald dat de sectordirecteur Gevangeniswezen ten behoeve van de selectie van gedetineerden voor een
bepaalde categorie inrichtingen of afdelingen een selectie-adviescommissie kan instellen. Er is in ieder geval een selectie-adviescommissie EBI. In de toelichting op dit artikel staat dat de selectie-adviescommissies bestaan uit een
selectiefunctionaris
en een aantal deskundigen. Gezien de wettelijke regeling is het de selectiefunctionaris die de betrokkene hoort alvorens de beslissing omtrent plaatsing en verlenging van verblijf in de EBI te nemen (artikel 26 van de Regeling) en maakt een
selectiefunctionaris deel uit van de selectie-adviescommissie die adviseert over de plaatsing in de EBI. De wettelijke regeling staat er niet aan in de weg dat de selectiefunctionaris die hoort en beslist en de selectiefunctionaris die in de
selectie-adviescommissie deelneemt een en dezelfde persoon zijn. Als de selectiefunctionaris het advies van de selectie-adviescommissie overneemt, kan niet gezegd worden dat bij voorbaat geen sprake is van onafhankelijke en onpartijdige besluitvorming.
Bovendien wordt die beslissing getoetst in beroep. Dit onderdeel van het beroep kan dus niet slagen. De omstandigheid dat de selectiefunctionaris tevens voorzitter is van de adviescommissie EBI, maakt ook niet dat de bestreden beslissing wegens een
onzorgvuldige voorbereiding moet worden vernietigd.
4.5. De beroepscommissie overweegt inhoudelijk het volgende.
De beroepscommissie heeft in haar beslissing van 6 juni 2012 met nummer 12/87/GB geconcludeerd dat klager zowel in de onder 4.2 bedoelde categorie a. als in de daar bedoelde categorie b. valt. Deze conclusie is gebaseerd op het gegeven dat klager voor
een lange periode ontvlucht is geweest, en wel van 12 december 2001 tot 12 mei 2007, de ernst van de delicten waarvoor klager is veroordeeld, en de hiervoor onder 3.3 in de EBI geconstateerde feiten, die in onderling verband en samenhang bezien het
standpunt van de directie dat klager de mogelijkheden van een ontvluchtingspoging onderzoekt, niet onaannemelijk maken. Gelet op vorenstaande, mede gelet op de duur van de periode die klager nog in detentie zal moeten doorbrengen, komt de
beroepscommissie tot het oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid kon concluderen dat klager nog steeds een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt.
Het ter zake namens klager gevoerde verweer doet hier niet aan af. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt nog op dat hetgeen door en namens klager is opgemerkt aan gewicht wint naarmate de tijd verstrijkt zonder dat nieuwe informatie kan worden overgelegd.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
-Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 18 oktober 2012
secretaris voorzitter