Nummer: 12/1994/GB
Betreft: [klager] datum: 18 september 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 22 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op 10 september 2012 is nog een aanvulling op het beroepschrift ontvangen, die ter kennisneming naar de selectiefunctionaris is gestuurd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klaagster is sedert 8 juli 2011 gedetineerd. Zij verblijft in de gevangenis van de locatie Amerswiel te Heerhugowaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris stelt in de bestreden beslissing dat het gepleegde delict en klaagsters gemoedstoestand op elkaar van invloed zijn op grond waarvan professionele hulpverlening geboden
is en plaatsing in een kliniek tot de mogelijkheden behoort. Volgens klaagster is plaatsing in een kliniek niet aan de orde, aangezien dit niet als bijzondere voorwaarde is gesteld ten aanzien van het voorwaardelijke deel van klaagsters straf.
Bovendien
is hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft volgens klaagster onlangs op een regiezitting beslist dat het reclasseringsrapport, voor zover dit conclusies bevat ten aanzien van klaagsters psychische
gesteldheid, onvoldoende is en dat klaagsters psychische gesteldheid dient te worden beoordeeld door een forensisch psychiater verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP). Er is dan ook nog geen deugdelijk
deskundigenoordeel voorhanden omtrent klaagsters psychische gesteldheid. Het oordeel van de selectiefunctionaris berust op een onjuiste interpretatie van een gedateerd reclasseringsrapport. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesteld dat de
(motivering van de) beslissing van de selectiefunctionaris voldoende grondslag kan vinden in de door de selectiefunctionaris ter beschikking gestelde informatie. Klaagster wordt door deze beslissing in een nadelige positie gebracht. Namens klaagster is
verzocht om toezending van de door de selectiefunctionaris aangehaalde stukken. Voorts wordt namens klaagster verzocht te worden gehoord en om klaagsters begeleider van het traject in het kader van terugdringen recidive (TR) ter zitting te horen.
In de nadere toelichting is het volgende, zakelijk weergegeven, naar voren gebracht.
Klaagster is nog steeds in afwachting van een consult van een forensisch psychiater van het NIFP zoals het Gerechtshof Leeuwarden in juni 2012 heeft opgedragen.
Er ligt geen deskundigenoordeel omtrent de psyche van klaagster voor. Zonder dat oordeel kan niet worden gezegd dat een noodzakelijkheid bestaat voor een eventuele (ambulante) behandeling van klaagster. Er ligt thans een TR-plan voor als ook een
motivatiebrief van klaagster. De TR-begeleider heeft inmiddels het Psycho Medisch Overleg (PMO) van de inrichting een verzoek gedaan om in ieder geval een intakegesprek te laten plaatsvinden in een psychosociale hulpverleningsinstelling, alwaar door
een
deskundige het nut en de eventuele noodzaak van een ambulante behandeling van klaagster kan worden bezien in het kader van haar re-integratietraject. Mocht een (ambulante) behandeling geïndiceerd zijn, dan is dit volgens de TR-begeleider zeer wel
mogelijk te combineren met een detentiefasering. Hierover wenst de raadsman deze getuige vragen te stellen.
Het advies van het OM mist feitelijke grondslag en is gebaseerd op een onjuiste interpretatie van onderzoeksbevindingen omtrent klaagster en haar rechtbankvonnis waarvan beroep. Klaagster is namelijk van het geweldscomponent van de eerste woninginbraak
vrijgesproken. Voor de tweede woninginbraak is klaagster wegens medeplegen veroordeeld, ook al was zij bij beide inbraken zelf niet aanwezig. De rechtbank heeft er in de straftoemeting ten voordele van klaagster rekening mee gehouden dat zij niet heeft
kunnen voorzien dat er grof geweld door de daders zou worden gebruikt. Niet aannemelijk is gemaakt dat bij het toekennen van vrijheden aan klaagster er maatschappelijke onrust zou ontstaan. Klaagster zou het verlof doorbrengen in de regio Amsterdam,
terwijl de strafbare feiten zijn gepleegd in de omgeving van Assen. De opmerking dat er sprake zou zijn van een zodanige in de persoon gelegen problematiek dat het gevaar bestaat dat klaagster opnieuw strafbare feiten gaat plegen, vindt geen steun in
een deskundigenoordeel. Er is wel degelijk een verlofadres.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klaagster heeft verzocht om te worden geplaatst in een b.b.i. Zij heeft haar verzoek niet onderbouwd middels een motivatiebrief. Volgens de selectiefunctionaris is het momenteel niet in klaagsters belang dat zij in een b.b.i. wordt geplaatst. Wel acht
de selectiefunctionaris het van belang dat een traject wordt uitgezet waarbij, gelet op het feit dat het gepleegde delict en klaagsters gemoedstoestand op elkaar van invloed zijn, professionele hulpverlening ingeschakeld gaat worden waarbij plaatsing
in
een kliniek tot de mogelijkheden behoort. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klaagsters verzoek. In het advies van het OM is vermeld dat klaagster is veroordeeld voor een reeks diefstallen. Bij twee daarvan is in
een
woning grof geweld gebruikt tegen de bewoners. Indien klaagster verlof zou genieten, bestaat volgens het OM een risico op maatschappelijke onrust. Verder staat in het advies van het OM dat bij klaagster sprake is van zodanige in de persoon gelegen
problematiek dat het gevaar bestaat dat zij opnieuw strafbare feiten gaat plegen. Uit het reclasseringsrapport dat is opgemaakt ten behoeve van de rechtszitting komt naar voren dat sprake is van een hoog gemiddeld recidiverisico. In het
reclasseringsrapport is een aantal interventies geïndiceerd, namelijk een meldinggebod, cognitieve vaardigheidstraining en de module budgetteren. Tevens heeft de reclassering geadviseerd om, gezien de directe samenhang van de eventuele stoornis met het
criminele gedrag, klaagster te verplichten zich te laten behandelen in een psychiatrische polikliniek. Juist dit laatste heeft er volgens de selectiefunctionaris toe geleid dat negatief is beslist op het verzoek. Er is nog geen TR-plan opgesteld waarin
gerichte adviezen zijn opgenomen. Er dient nog te worden onderzocht of opname in een kliniek tot de mogelijkheden behoort. Zolang dit nog niet is gebeurd, is het volgens de selectiefunctionaris onverantwoord om klaagster vrijheden te verlenen. De
directeur kan in samenspraak met TR een plan opstellen waarin interventies zijn opgenomen. Dit is voor klaagster aangevraagd. Indien het plan klaar is en daar vrijheden inpassen zal een nieuw selectievoorstel worden gemaakt. Aangezien het plan nog niet
klaar is, heeft de directeur negatief geadviseerd ten aanzien van plaatsing van klaagster in een b.b.i. De directeur wil klaagster geen vrijheden verlenen indien hij niet weet wat de consequenties daarvan zijn. Derhalve is besloten om klaagsters
voorstel af te wijzen.
4. De beoordeling
4.1. Namens klaagster is verzocht om ter zitting van de beroepscommissie klaagster en haar raadsman te horen. Dit verzoek is echter niet nader onderbouwd. Tevens is verzocht om klaagsters TR-begeleider als getuige ter zitting te horen. Nu de
beroepscommissie zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst zij de verzoeken af.
4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.4. In het selectieadvies van 7 juni 2012 is vermeld dat klaagster een instemmingsverklaring heeft ondertekend voor deelname aan het programma “Binnen Beginnen”. De TR-begeleider vindt het een goed plan om klaagster te plaatsen in een b.b.i. omdat
de in de reclasseringsrapportage geïndiceerde interventies makkelijker geïntervenieerd kunnen worden in een b.b.i. en het goed zou zijn als klaagster die interventies zou combineren met het oefenen met meer vrijheid. Uit het selectieadvies volgt verder
dat de directeur, in afwachting van toewijzing van een TR-begeleider en een TR-plan waarin gerichte activiteiten worden opgenomen, negatief heeft geadviseerd. Dit advies is mede ingegeven door de omstandigheid dat de reclassering klaagsters
recidiverisico heeft ingeschat als hoog gemiddeld en het OM negatief heeft geadviseerd. De beroepscommissie stelt vast dat de omstandigheden inmiddels zijn gewijzigd ten opzichte van die ten tijde van de bestreden beslissing. Klaagster heeft een
TR-begeleider toegewezen gekregen en namens klaagster is aangevoerd dat er een TR-plan en een motivatiebrief van klaagster voorligt. Een deskundigenoordeel omtrent klaagsters psyche ontbreekt maar dit onderzoek is, zo blijkt uit de toelichting van de
advocaat, opgedragen door het Gerechtshof Leeuwarden. Onder deze omstandigheden dient aan het advies van de TR-begeleider doorslaggevende betekenis te worden toegekend. Nu een reactie van de selectiefunctionaris op bovengenoemde omstandigheden
ontbreekt
is de beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende gemotiveerd. Dit leidt tot de volgende uitspraak.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep vanwege een motiveringsgebrek gegrond, vernietigt de bestreden beslissing en draagt de selectiefunctionaris op binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij
kent klaagster geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 18 september 2012
secretaris voorzitter