nummer: 12/2391/GM
betreft: [klager] datum: 8 oktober 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Rotterdam, locatie De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 juli 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 september 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W. van der Voet, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Schie heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 maart 2012, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Zijn allergie is middels een test aangetoond, om die reden mocht klager ook eigen dekens invoeren. Klager is door een arts in september 2011 arbeidsongeschikt verklaard. Hij mocht niet meer in stoffige werkzalen
werken en is toen onmiddellijk van de werkzaal afgehaald. Daarna moest hij, in maart 2012, ineens weer naar de arbeidszaal, zonder dat hij bij een arts is geweest. Hij moest kruiden inpakken. Alle werkzalen zijn overigens stoffig. Hij heeft gevraagd om
een afspraak bij de arts, maar werd door de verpleegkundige en de p.i.w.-er van het kastje naar de muur gestuurd. Ook zou ‘ze’ het arbeidsongeschiktheidskaartje hebben willen vernielen. Er zou een nieuwe arts zijn, die heeft klager ook nog steeds niet
gesproken. Op 26 juli 2012 is hij weer arbeidsongeschikt verklaard. Klager gaat nu overdag naar school. Hij heeft nog steeds klachten omdat ook de gangen stoffig zijn, maar het is niet zo erg als op de werkzaal.
Zijn raadsvrouw heeft nog opgemerkt dat sprake is van een algehele arbeidsongeschiktheid.
Omdat de inrichtingsarts niet meer werkzaam is bij de locatie De Schie, zijn er medische stukken toegestuurd, alsmede een afschrift van een brief aan klager waarin is opgenomen dat allergische reacties niet altijd een contra-indicatie voor de werkzaal
zijn.
Tegenover de medisch adviseur is aangegeven dat vastgesteld is dat klager een allergie heeft voor huisstofmijt en dat de justitieel geneeskundige klager op grond van de geobjectiveerde parameters ongeschikt heeft bevonden voor werkzaamheden in erg
stoffige arbeidszalen zoals bijvoorbeeld de wasserij. Voor andere werkzaamheden is hij wel geschikt bevonden. Klager vindt dat hij volledig arbeidsongeschikt is voor arbeid.
3. De beoordeling
Vast staat dat klager in september 2011 arbeidsongeschikt is verklaard vanwege zijn allergie en de problemen die hij ondervindt bij het werken op de - over het algemeen - stoffige werkzalen. Desondanks is hij, naar zijn mening onterecht, op 14 maart
2012 opgeroepen voor de arbeid. Omdat hij aangaf niet te kunnen werken is contact opgenomen met de medische dienst, waarbij bevestigd werd dat er vanwege zijn allergie eerder een arbeidsongeschiktheidsverklaring was verstrekt, maar alleen voor erg
stoffige ruimtes. Niet is gebleken dat klager is opgeroepen voor de arbeid op initiatief van de medische dienst. Ook anderszins is niet gebleken dat door of namens de inrichtingsarts onjuist of onzorgvuldig gehandeld zou zijn jegens klager. Inmiddels
is
klager overigens weer arbeidsongeschikt verklaard.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S. B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 oktober 2012
secretaris voorzitter