nummer: 12/749/GA
betreft: [klager] datum: 24 september 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 22 februari 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juli 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was
opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
- een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel op 17 januari 2012 en verplicht naar de arbeid, omdat klager heeft geweigerd naar de arbeid te gaan (ZB 2012/31);
- een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel op 19 januari 2012, omdat klager heeft geweigerd naar de arbeid te gaan (ZB 2012/49).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft zich op 17 januari 2012 ziek gemeld. De medische dienst heeft klager arbeidsgeschikt bevonden. Klager moest toch naar de arbeid en heeft
dit
geweigerd. Daarom is aan hem een disciplinaire straf opgelegd, waarbij klager is verplicht tot het verrichten van arbeid. In het eerste lid van artikel 51 van de Pbw staat dat een gedetineerde kan worden uitgesloten van deelname aan activiteiten. In
dit
artikel staat echter niet dat een gedetineerde kan worden verplicht tot deelname aan activiteiten. De directeur heeft klager dan ook ten onrechte, bij wijze van sanctie, verplicht tot het verrichten van arbeid. Volgens klager was sprake van
dwangarbeid.
Op 19 januari 2012 heeft klager zich wederom ziek gemeld. Klager voelde zich nog zieker dan voorheen. Hij is niet gezien door de medische dienst. Volgens de directeur ging het namelijk om hetzelfde geval. Volgens klager kan hij, als dat zo is, niet
nogmaals worden bestraft. Dit is in strijd met het “ne bis in idem-beginsel”.
De directeur heeft schriftelijk aangegeven geen verdere toelichting te hebben op het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Pbw deelt een ambtenaar of medewerker het aan de gedetineerde mede indien hij constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel
met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen.
Op grond van artikel 51, eerste lid, van de Pbw kan de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw de in artikel 51, eerste lid, van de Pbw genoemde disciplinaire straffen opleggen.
In artikel 55, eerste lid, van de Pbw is onder meer bepaald dat de gedetineerde aan wie de disciplinaire straf van opsluiting, bedoeld in artikel 51, eerste lid, onder a, is opgelegd, is uitgesloten van het deelnemen aan activiteiten, voor zover de
directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijks verblijf in de buitenlucht als bedoeld in artikel 49, derde lid.
Klager heeft zich op 17 januari 2012 ziek gemeld. Aangezien de medische dienst klager arbeidsgeschikt heeft bevonden, maar klager heeft geweigerd naar de arbeid te gaan, kon de directeur in redelijkheid aan klager een disciplinaire straf van twee dagen
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opleggen. Voor wat betreft de opmerking “en verplicht naar de arbeid” in de schriftelijke mededeling van de straf leest de beroepscommissie de beslissing van de directeur, gelet op de tekst van
de wet voornoemd, aldus dat bedoeld is om klager gedurende de straf uit te sluiten van het deelnemen aan activiteiten behalve de arbeid.
Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
Voor wat betreft de op 19 januari 2012 opgelegde straf het volgende. Klager heeft op 19 januari 2012 geweigerd naar de arbeid te gaan. Klager zat op dat moment de op 17 januari 2012 opgelegde disciplinaire straf uit waarbij is bepaald dat hij wel de
verplichting had om naar de arbeid te gaan. Uit het schriftelijk verslag van 19 januari 2012 blijkt niet dat klager zich heeft ziek gemeld. Gelet hierop is sprake van een nieuwe weigering van klager om naar de arbeid te gaan hetgeen een strafwaardige
gedraging oplevert. De beslissing van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel kan daarom bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. Th. E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 24 september 2012
secretaris voorzitter