Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1541/SGA, 22 mei 2012, schorsing
Uitspraakdatum:22-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1541/SGA

Betreft: [klager] datum: 22 mei 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde locatie d.d. 3 mei 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting
in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, voor de duur van acht dagen, ingaande op 3 mei 2012 om 09.45 uur en eindigende op 11 mei 2012 om 09.45 uur, wegens invoer en bezit van geld, te weten van een bedrag van € 185,-. In
genoemde beslissing is tevens opgenomen dat een nader bij naam genoemde bezoekster voor de duur van drie maanden de toegang tot de inrichting wordt ontzegd.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 14 mei 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 16 mei 2012.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval voor zover de disciplinaire straf inhoudt de ontzegging van de toegang tot de inrichting van een nader bij naam genoemde bezoekster voor de duur van
drie
maanden.

De voorzitter stelt voorop het te betreuren dat niet eerder op onderhavig schorsingsverzoek kon worden beslist.

Nu artikel 51 van de Pbw een limitatieve opsomming geeft van de mogelijke disciplinaire straffen die een directeur kan opleggen en ontzegging van de toegang tot de inrichting daarin niet is vermeld, is de bestreden beslissing van de directeur in
zoverre
genomen in strijd met een wettelijk voorschrift. Er zijn derhalve termen aanwezig voor toewijzing van dit deel van het verzoek.

Wat de opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel betreft overweegt de voorzitter dat uit de inlichtingen van de directeur naar voren is gekomen dat dit deel van de opgelegde disciplinaire straf afliep op 11 mei 2012 om 09.45 uur.

Nu dit deel van de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek in zoverre niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer
bij
een toewijzing van dit deel van het verzoek zodat het verzoek daarom in zoverre moet worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover dit betrekking heeft op de ontzegging van de toegang tot de inrichting van een met naam genoemde bezoekster en schorst de beslissing van de directeur dienaangaande met onmiddellijke ingang tot het moment
dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.
De voorzitter wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 22 mei 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven