Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2245/GB, 21 september 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2245/GB

Betreft: [klager] datum: 21 september 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L. Hogeterp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juli 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klagers raadsvrouw is op 29 augustus 2012 telefonisch in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van drie dagen medische stukken over te leggen. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het Detentiecentrum Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager verblijft sedert 23 mei 2012 in vreemdelingenbewaring. Hij verblijft in het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft bij de afwijzing van klagers verzoek aangegeven dat bezoekproblemen alleen in bijzondere omstandigheden een selectiecriterium vormen. In klagers geval is er sprake van dergelijke omstandigheden. Klagers zoon is autistisch
en hij kan niet ver reizen om klager te bezoeken. Klager dient overgeplaatst te worden naar het Detentiecentrum Rotterdam, zodat hij zijn zoon kan zien. Uit diverse uitspraken van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming blijkt dat de
medische situatie van (naaste) familieleden een reden kan zijn voor overplaatsing van een gedetineerde. Er dient dan wel een (medische) verklaring te worden overgelegd. Uit de bijgevoegde uitspraak van de rechtbank Amsterdam blijkt dat de medische
stukken thans bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) liggen. Het is voor klager van belang dat hij zijn familie vaak ziet. Telefonisch contact onderhouden is moeilijk vanwege het gewijzigde telefoonbeleid in het Detentiecentrum Zeist. Klager
moet terugkeren naar Iran en hij wenst waardig afscheid te kunnen nemen van zijn familie, hetgeen slechts mogelijk is als hij zijn familie vaak ziet. Gezien de lange reisafstand naar het Detentiecentrum Zeist is dat thans niet mogelijk.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft in het beroepschrift omstandigheden naar voren gebracht waar de selectiefunctionaris bij het nemen van de bestreden beslissing niet van op de hoogte was. Eerst in beroep stelt klager dat hij overgeplaatst dient te worden, omdat hij een
autistische zoon heeft die niet ver kan reizen om hem te bezoeken. Ter onderbouwing van deze stelling heeft klager geen medische verklaring overgelegd, maar een deel van een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Uit deze uitspraak zou moeten
blijken
dat klager een autistische zoon heeft en dat de IND in het bezit is van de medische gegevens hieromtrent. De IND is waarschijnlijk niet in het bezit van de originele en daardoor enige medische verklaring waaruit blijkt dat klagers zoon autistisch is
en
niet ver kan reizen. Het gewijzigde telefoonbeleid in het Detentiecentrum Zeist heeft geen invloed op het onderhouden van contacten met familie.

4. De beoordeling
Klager verzoekt om overplaatsing naar het Detentiecentrum Rotterdam teneinde bezoek te kunnen ontvangen van zijn zoon en zijn overige familieleden. Bezoekproblemen vormen echter, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Het is niet
aannemelijk geworden dat er bijzondere omstandigheden zijn die een overplaatsing van klager naar het Detentiecentrum Rotterdam rechtvaardigen. Klagers stelling dat hij een autistische zoon heeft die niet ver kan reizen om hem te bezoeken, is niet
feitelijk onderbouwd. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan
worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 21 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven