Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0510/GA, 13 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/510/GA

betreft: [klager] datum: 13 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 28 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...],namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 10 januari 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Flevoland, locatie Lelystad te Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 april 2002, gehouden in de locatie Zwolle te Zwolle van voornoemde p.i., zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Nas, en de heer [...], locatiedirecteur van de locatieLelystad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens agressief gedrag jegens een vrouwelijk personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is voor dit voorval gehoord door de politie. Klager weet niet of justitie de zaak verder vervolgt. Klager heeft zichzelf verdedigd. Hij wilde een medegedetineerde een pak koek geven. De penitentiair inrichtingswerkster(p.i.w.-ster) zag dit, wilde dit niet en deed snel de deur van de cel van die medegedetineerde dicht. Klager vond dat gedrag van die p.i.w.-ster vreemd en meten met twee maten. Toen die p.i.w.-ster wegliep heeft klager het pak koeknaar haar gegooid. De p.i.w.-ster was op dat moment een meter of zes à zeven van klager vandaan. Zij draaide zich om, liep op klager toe, greep hem bij de keel en sloeg hem vervolgens met de vlakke hand in het gezicht. Zij bleefzijn keel vast houden en wilde nogmaals slaan. Klager heeft zich toen verdedigd. De dokter heeft klager later onderzocht en toen zijn in zijn keelgebied bloeduitstortingen geconstateerd. Klager kon zich enkel verweren door met zijnvuist in de richting van de p.i.w.-ster te slaan. Hij heeft niet gericht op haar oog geslagen. Tijdens dit voorval zijn beiden gevallen en klager kwam boven de p.i.w.-ster uit. Zij hield klager nog steeds dreigend vast. Klager en dep.i.w.-ster zijn door andere bewaarders uit elkaar gehaald. Klager is nog niet in de gelegenheid geweest om een en ander met de betreffende p.i.w.-ster uit te praten. De p.i.w.-ster heeft een gelijksoortig postuur als klager.
Het van dit voorval opgemaakte verslag bevat leugens. Er staat bijvoorbeeld niet in vermeld dat klager zelf ook is geslagen. De verslagleggende p.i.w.-er zat ten tijde van het voorval in de bewakerskamer en heeft niets kunnen zien.Hij verklaart wel alles gezien te hebben maar dat is niet mogelijk. Waarom heeft hij dan drie minuten gewacht alvorens in te grijpen? Klager gelooft niet dat de betreffende p.i.w.-ster nog steeds last heeft van dit voorval.Tenslotte is zij naar de mening van klager de aanleiding van dit voorval geweest. Klager beroept zich om die reden op noodweer c.q. noodweerexces. Dat de gevolgen voor het "slachtoffer" ernstig zijn doet aan die omstandigheid nietaf.
Mogelijk zou een situatieschets van het geheel duidelijkheid kunnen brengen. Het is vervelend dat de p.i.w.-ster niet heeft kunnen reageren op de lezing van klager tegenover de politie. Zij zou daar alsnog mee geconfronteerd moetenworden.

De locatie-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur sluit zich aan bij de lezing van de p.i.w.-er die omtrent het voorval verslag heeft opgemaakt. Het slachtoffer is door de betreffende unit-directeur gehoord. Zij heeft langere tijd niet kunnen werken als gevolg van ditvoorval en is ook thans nog arbeidsongeschikt. Het slachtoffer sluit zich aan bij de lezing zoals die is opgenomen in het verslag van 1 oktober 2001. Er is door klager een (onverwachte) harde vuistslag gegeven. Blijkens het daarvanopgemaakte verslag was de p.i.w-ster een andere gedetineerde aan het insluiten toen zij van achter door klager werd aangevallen.

3. De beoordeling
Door en namens klager is niet bestreden dat een personeelslid van de inrichting lichamelijk letsel is toegebracht door klager. Dat toebrengen van het letsel geschiedde volgens klager ter afwering van een aanval van dat personeelslidnaar klager toe. Klager beroept zich daarom op noodweer c.q. noodweerexces. Om die reden is volgens klager de beslissing van de directeur om hem hiervoor een disciplinaire straf op te leggen niet redelijk en/of billijk te noemen.

Blijkens het op ambtseed opgemaakte verslag van 1 oktober 2001, heeft het verslagleggend personeelslid het onderhavige voorval van begin tot eind kunnen waarnemen. De beroepscommissie heeft geen aanleiding om te twijfelen aan dejuistheid van dat verslag. Uit dat verslag blijkt dat klager als eerste zonder noodzaak (ernstig) fysiek geweld heeft gebruikt tegen het personeelslid G. Het bestaan van een noodweersituatie, hetgeen (mede) een vereiste is om eengeslaagd beroep te kunnen doen op de strafuitsluitingsgrond van noodweer of noodweerexces, wordt door de beroepscommissie om die reden niet aannemelijk geacht. Het moest klager immers duidelijk volstrekt duidelijk zijn dat het hemniet was toegestaan zich te bemoeien met de cellen met een „rode kaart“. Aldus is zijn verwijt van „meten met twee maten“ kennelijk ongegrond. Door in reactie op het afwijzen van zijn optreden met koek te gaan gooien, heeft hij detoon gezet voor de daarna ontstane situatie. Dit maakt dat niet kan worden gezegd dat de onderhavige beslissing van de directeur in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel dat die beslissing, rekening houdende met alle inaanmerking komende belangen en omstandigheden, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daaromongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 mei 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven