Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1741/SGA, 7 juni 2012, schorsing
Uitspraakdatum:07-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1741/SGA

Betreft: [klager] datum: 7 juni 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.J. van der Velden, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde p.i. d.d. 4 juni 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting
in
een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, voor de duur van drie dagen, ingaande op 4 juni 2012 om 11.30 uur en eindigende op 7 juni 2012 om 11.30 uur, wegens het aantreffen van op cel van contrabande, vermoedelijk 0,1 gram hasj.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 5 juni 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 6 juni 2012. Blijkens een schriftelijke mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij voormelde
p.i.
is daar nog geen klaagschrift van verzoeker ontvangen. Nu het als bijlage bij het schorsingsverzoek meegezonden klaagschrift is doorgezonden naar de beklagcommissie, gaat de voorzitter er van uit dat de beklagcommissie dit klaagschrift zal inboeken.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Namens verzoeker is naar voren gebracht – zo verstaat de voorzitter – dat niet is voldaan aan de eis dat de schriftelijke mededeling van de beslissing van de directeur, als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw onverwijld aan verzoeker is
uitgereikt. Dienaangaande is op grond van de stukken het volgende gebleken. Op 4 juni 2012 om 11.30 uur is verzoeker door de directeur gehoord nadat er die dag contrabande op zijn cel was aangetroffen. Verzoeker is daarbij medegedeeld welke sanctie zou
volgen. De volgende dag om 09.30 uur is – naar later bleek – het verslag aan verzoeker uitgereikt in plaats van de beslissing van de directeur. Om 12.50 uur is vervolgens alsnog de beschikking aan verzoeker uitgereikt. De voorzitter overweegt dat -
hoewel de mededeling van de beslissing van de directeur van 4 juni 2012 feitelijk pas op 5 juni 2012 om 12.50 uur aan verzoeker is uitgereikt, dit tijdsverloop, ook gelet op de daarvoor gegeven verklaring van de directeur, naar het voorlopig oordeel
van
de voorzitter niet zodanig lang is dat hier gesproken kan worden van een niet-onverwijld uitreiken van die mededeling. Dit tijdsverloop is daarom geen aanleiding voor een toewijzing van het verzoek. De voorzitter merkt daarbij op dat de door verzoeker
genoemde 24-uurster-mijn geen dwingende termijn is. Nu overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die kunnen leiden tot een toewijzing van het verzoek, zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 7 juni 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven