Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2663/GB, 2 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2663/GB

Betreft: [klager] datum: 2 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 augustus 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 23 februari 2011 gedetineerd. Hij verblijft in gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel. De fictieve einddatum van klagers detentie valt op of omstreeks 22 februari 2013.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het is al de zoveelste keer dat een verzoek om detentiefasering van klager wordt afgewezen. Door de reclassering was reeds een p.p. opgesteld. De reclassering heeft klager de voorwaarden, waaraan
hij
zich dient te houden, uitgelegd en klager is akkoord gegaan met het programma en de voorwaarden. Klagers p.p. zou 24 augustus 2012 van start gaan. Als onderdeel van het p.p. wordt klager door de reclassering geholpen met het zoeken van een huis en een
baan. Klager heeft zich in de inrichting volgens de regels gedragen en heeft, in de verwachting dat hij zou kunnen deelnemen aan een p.p., deelgenomen aan het TR-programma Binnen (te) Beginnen. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd
ten
aanzien van klagers deelname aan een p.p. Dit negatieve advies is niet verenigbaar met het programma Binnen (te) Beginnen, dat juist als doel heeft om gedetineerden voor te bereiden op hun terugkeer in de samenleving. Tijdens het p.p. zal voldoende
toezicht op klager worden gehouden. Klagers straf zit er bijna op. Er is geen reden om klagers verzoek om deelname aan een p.p. af te wijzen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Een voorwaarde voor de deelname aan een p.p. is de aanwezigheid van een aanvaardbaar verblijfadres. Het door klager opgegeven verblijfadres kan volgens de
politie niet worden aangemerkt als een aanvaardbaar verblijfadres. Het OM heeft negatief geadviseerd, met name vanwege het risico op ongewenste confrontatie met het slachtoffer. Op grond van de ernst van het door klager gepleegde delict en de negatieve
adviezen van het OM, de politie en de inrichting is klagers verzoek afgewezen.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De beroepscommissie stelt voorop dat alleen het negatieve advies van het OM (recidiverisico, drugsgebruik van klager, risico op ongewenste slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust), op basis waarvan klagers verzoek mede is afgewezen,
de bestreden beslissing niet kan dragen. Het negatieve advies van het OM is niet, althans onvoldoende met feitelijke en toetsbare gegevens onderbouwd. Dit kan evenwel naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een gegrondverklaring van
het
beroep.

4.3. In artikel 7, derde lid, onder e, van de Pm wordt de aanwezigheid van een aanvaardbaar verblijfadres genoemd als voorwaarde voor de deelname aan een p.p. De aanvaardbaarheid van een verblijfadres wordt bepaald door de woning, in relatie tot de
omgeving, en de bewoners. Uit het inrichtingsadvies blijkt dat de politie negatief heeft geadviseerd ten aanzien van het door klager opgegeven verblijfadres in Rotterdam, omdat één van de bewoners van dat adres een aantal antecedenten – zowel gewelds-
als vermogensdelicten – op zijn naam heeft staan. Gelet daarop is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het opgegeven verblijfadres niet kan worden aangemerkt als een aanvaardbaar
verblijfadres. Gelet op het bovenstaande, in combinatie met het feit dat klager is veroordeeld voor een ernstig gewelds- en vermogensdelict gepleegd in Rotterdam, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 2 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven