Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2062/JA, 1 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:01-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2062/JA

betreft: [klager] datum: 1 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1991], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraak van 25 juni 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de Stichting LSG-Rentray, locatie Lelystad, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming van € 60,= is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 augustus 2012, gehouden in de Justitiële Jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager en [...], behandelcoördinator bij de Stichting LSG-Rentray.
Klagers raadsman, mr. A.B. Baumgarten, kon wegens ziekte niet ter zitting verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 60,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het zoekraken van persoonlijke bezittingen na een overplaatsing, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat dat bedrag niet in verhouding staat tot de (vervangings)waarde van de spullen die hij is kwijtgeraakt. In 2010 is hij vanuit uit de Stichting LSG-Rentray overgebracht
naar het politiebureau en vervolgens geplaatst in een volwassenenrichting. Het heeft lange tijd geduurd voordat zijn vriendin zijn spullen had uitgevoerd. Er ontbrak erg veel. Het verbaast klager dat er geen invoerlijsten zijn, daarmee zou eenvoudig
aangetoond kunnen worden wat er allemaal ontbreekt. Zo had klager erg veel verzorgingsproducten. De spullen zijn na zijn vertrek op een andere kamer geplaatst, waar de andere jeugdigen gewoon bij konden. Klager wil een vergoeding voor alles wat hij
kwijt is. De aankoopbonnen lagen ook op zijn kamer en zijn dus ook kwijtgeraakt. Klager kocht ieder verlof nieuwe merkkleding. De totale waarde van de kleding die hij mist is € 1500,=.

Namens de directeur is daarop als volgt gereageerd.
Van de behaalde certificaten is eenvoudig een duplicaat aan te vragen. Ook staan de behaalde certificaten vermeld in het perspectiefplan.
Al klagers eigendommen zijn door twee leden van de groepsleiding geregistreerd en in dozen gedaan. Deze zijn vervolgens bij het BAD geplaatst, van waaruit deze door klagers vriendin in meerdere etappes zijn uitgevoerd.

3. De beoordeling
Ter beoordeling staat de vraag of de in de Bjj voorziene tegemoetkoming mede bedoeld is als schadevergoeding. Uitgangspunt is voor de beroepscommissie steeds geweest dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door een klager ondervonden ongemak en dat voor
de vergoeding van de geleden schade andere wegen openstaan. Daarbij is gedacht aan een verzoek aan de directeur van de inrichting om de schade te vergoeden of de gang naar de civiele rechter. Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of
beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het voor de hand om op verzoek van klager tot een vergoeding van de schade te komen en deze dus mee te wegen bij de
vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming.
Klager heeft aangegeven dat hij een schadevergoeding van € 1500,= wenst voor de vermiste goederen, zijnde kleding, verzorgingsproducten en certificaten van IVO. Klager heeft echter geen aankoopnota’s kunnen verstrekken, noch concreet aangegeven hoe oud
de goederen waren op het moment dat hij deze nog bezat.
De hoogte van de door klager geleden schade kan hierdoor niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld en schadevergoedingsaspecten kunnen in dit geval niet betrokken worden bij de tegemoetkomingsbeslissing.
De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep dienaangaande zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, drs. B. van Dekken en ing. M. Mulders, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 1 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven