nummer: 12/1459/GA
betreft: [klager] datum: 19 september 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.I.A. Schröder, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 2 mei 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. J.G.M. Dassen, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. D.I.A. Schröder, en
[...],
plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens klagers betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde als gevolg waarvan ook personeelsleden en andere gedetineerden zich hebben bezeerd.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De disciplinaire straf is opgelegd op basis van het rapport. Uit het rapport blijkt niet dat klager geweld heeft gebruikt. Wel blijkt uit het
rapport dat jegens klager geweld is gebruikt door een medegedetineerde. In het rapport staat niets over hetgeen, voorafgaande aan het incident, in de doucheruimte is gebeurd. Als klager al iets zou hebben gedaan dan is dat uit zelfverdediging en dus
niet opzettelijk gebeurd. Een disciplinaire straf kan alleen worden opgelegd als klager een verwijt kan worden gemaakt (zie 11/3474/GA, 11/4130/GA en 12/0263/GA). Dat is niet het geval, nu klager geen actieve rol heeft gehad bij het incident. Klager
heeft een week voordat het incident heeft plaatsgevonden onmin gehad met gedetineerde Z. Op 22 januari 2012 was klager aan de beurt om te bellen. Een vriend van Z. zei tegen klager dat Z. aan de beurt was om te bellen, terwijl Z. op dat moment al met
een ander telefoontoestel aan het bellen was. Z. heeft zijn telefoongesprek afgebroken en heeft tegen klager gezegd dat hij mee moest lopen naar de doucheruimte. In de doucheruimte heeft klager een klap gekregen. Instinctief heeft klager teruggeslagen,
maar dat was niet opzettelijk. Klager is niet degene die is begonnen met slaan. Daarna is Z. gaan bellen met het telefoontoestel waarmee klager mocht bellen. Klager is toen naar Z. gelopen om dit tegen hem te zeggen, maar klager heeft toen weer een
klap
gekregen. Daarna is door het personeel alarm geslagen. Klager is niet op een dreigende manier naar Z. toegelopen. Op het moment dat alarm werd geslagen is klager, zoals de bedoeling is, naar de keuken toegelopen. Daardoor moest klager langs Z. lopen.
Het klopt niet dat klager, nadat alarm is geslagen, met opgeheven armen naar Z. is toegelopen. Daarna is er chaos ontstaan. Klager vraagt zich af hoe het personeel in die chaos gezien kan hebben dat klager naar Z. zou zijn toegelopen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is betrokken geweest bij een vechtpartij met een medegedetineerde. Uit het rapport blijkt dat klager een woordenwisseling had met gedetineerde
Z. Het personeel is tussenbeide gekomen. Vanwege de dreigende sfeer die er hing is het personeel aanwezig gebleven om beide gedetineerden in de gaten te houden. Op een later moment is klager naar Z., die aan het bellen was, toegelopen om verhaal te
halen. Klager en Z. stonden op een gegeven moment neus aan neus. Z. heeft toen gereageerd door klager een duw te geven. Daarop is alarm geslagen door het personeel. Nadat alarm is geslagen is klager met opgeheven armen wederom naar Z. toegelopen.
Doordat andere gedetineerden zich hebben gevoegd in de ruzie is er een massale vechtpartij ontstaan, waarbij personeelsleden en medegedetineerden gewond zijn geraakt. Hoewel niet duidelijk was wat precies de aanleiding was van de ruzie tussen klager en
Z., is wel duidelijk dat klager met zijn gedrag de orde en veiligheid in de inrichting heeft verstoord. Desgevraagd voert de directeur aan dat klager zwaarder is gestraft dan gedetineerde Z., omdat klager nadat alarm was geslagen opnieuw naar Z. is
toegelopen. Dit wordt hem zwaar aangerekend.
3. De beoordeling
Uit het schriftelijk verslag van het incident en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, maakt de beroepscommissie op dat klager, nadat hij en de medegedetineerde in verband met een onenigheid door het personeel uit elkaar waren gehaald, naar de
medegedetineerde is toegelopen om verhaal te halen. De medegedetineerde heeft klager toen een duw gegeven, waarop door het personeel alarm is geslagen. Hoewel niet is gebleken dat klager fysiek geweld heeft gebruikt, is de beroepscommissie van oordeel
dat het klager kan worden aangerekend dat hij betrokken is geraakt bij een handgemeen, waardoor de orde en veiligheid in de inrichting is verstoord. Gelet daarop heeft de directeur in redelijkheid kunnen beslissen om aan klager een disciplinaire straf
op te leggen. Voorts acht de beroepscommissie, gelet op het schriftelijk verslag en de mededeling van de directeur dat het personeel klager (en de medegedetineerde) extra in de gaten heeft gehouden, voldoende aannemelijk dat klager, nadat alarm was
geslagen, wederom op de medegedetineerde is afgelopen, met als gevolg dat uiteindelijk de onenigheid tussen klager en de medegedetineerde is geëscaleerd. De beroepscommissie is van oordeel dat in het bijzonder deze omstandigheid voldoende aanleiding
vormde voor de directeur om klager zwaarder te straffen dan de medegedetineerde. Deze beslissing kan dan ook niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal
met aanvulling van de gronden worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 19 september 2012
secretaris voorzitter