nummer: 12/1468/GA
betreft: [klager] datum: 18 september 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.S.A. Bovens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 mei 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zwaag te Hoorn, voor zover daartegen beroep is ingesteld,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zwaag. Klagers raadsman, mr. P.S.A.
Bovens, heeft bij brief van 7 augustus 2012 laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de aan klager opgelegde toezichtmaatregelen in verband met klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst), in de periode van 27 oktober 2011 tot 10 november 2011.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door klagers raadsman is het beroep schriftelijk als volgt toegelicht. Bij beslissing van 26 oktober 2011 zijn de eerder aan klager opgelegde toezichtmaatregelen verlengd. In die beslissing van de directeur wordt als motivering voor de oplegging van de
toezichtmaatregelen enkel verwezen naar klagers plaatsing op de GVM-lijst. Klager heeft tegen deze beslissing een schorsingsverzoek ingediend. In zijn reactie op het schorsingsverzoek d.d. 31 oktober 2011 heeft de directeur pas voor het eerst
meegedeeld
dat verdere tenuitvoerlegging van klagers straf op de Nederlandse Antillen niet meer mogelijk was, dat klager als gevolg daarvan op de GVM-lijst is geplaatst en dat op basis daarvan de toezichtmaatregelen zijn opgelegd. Verder merkt de directeur in die
reactie op dat klager eerder is ontsnapt uit een inrichting op Bonaire, dat er sprake zou zijn geweest van een incident in een inrichting op Curaçao en dat klager in de locatie Zwaag een medisch probleem gesimuleerd zou hebben. De directeur heeft geen
rapportages of documenten overgelegd die zijn stellingen kunnen onderbouwen. Tijdens de beklagzitting op 6 februari 2012 voert de directeur voor het eerst aan dat bij oplegging van de maatregelen ook de afdelingsrapportages uit de locatie Zwaag zijn
meegewogen. Uit uitspraken van de beroepscommissie blijkt dat de directeur bij het opleggen van toezichtmaatregelen steeds een eigen belangenafweging dient te maken waaruit de noodzaak tot oplegging van die maatregelen blijkt. De door de directeur
genoemde gronden voor de oplegging van de toezichtmaatregelen zijn niet vermeld in de beslissing waarbij de maatregelen zijn opgelegd. Daaruit blijkt niet dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt op het moment dat hij de maatregelen
heeft opgelegd. Nu geen van de aangedragen gronden in de beslissing is vermeld, dient ervan uit te worden gegaan dat de bestreden beslissing enkel en alleen tot stand is gekomen op grond van het feit dat klager op de GVM-lijst stond en dat de directeur
geen eigen belangenafweging heeft gemaakt. De beslissing van de directeur is derhalve onjuist tot stand gekomen. Klager verzoekt om zijn beroep gegrond te verklaren.
Ter zitting heeft klager het volgende naar voren gebracht. Klager is in 2008 ontsnapt uit een gevangenis op Bonaire. Tien dagen na die ontsnapping heeft hij zich weer gemeld bij de politie. Daarna is hij gedetineerd geweest op Curaçao. Daar heeft hij
zich netjes gedragen en hij heeft nooit een rapport ontvangen. De stelling van de directeur dat klager zich slecht heeft gedragen op Curaçao klopt dus niet. Nadat Curaçao onafhankelijk is geworden is klager naar Nederland overgeplaatst. De stelling dat
klager naar Nederland is overgeplaatst vanwege het feit dat hij vluchtgevaarlijk zou zijn, is dus onjuist. Klager heeft gedurende zijn gehele verblijf in de locatie Zwaag in beperkingen gezeten. Echter, de toezichtmaatregelen, die wel steeds zijn
verlengd, zijn door het personeel nooit uitgevoerd.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Als een gedetineerde vanuit de Nederlandse Antillen wordt overgeplaatst naar Nederland, dan is er meestal iets aan de hand. Klager stond op de
GVM-lijst met het profiel hoog. De directeur heeft met klager gesproken voorafgaande aan de oplegging van de maatregelen. Omdat klager pas kort in de inrichting verbleef, was het niet goed mogelijk om zich een beeld van klager te vormen. Op grond van
bovengenoemde omstandigheden heeft de directeur besloten klager de bij zijn plaatsing op de GVM-lijst horende toezichtmaatregelen op te leggen. De maatregelen zijn voor een periode van veertien dagen opgelegd. Om een beter beeld te kunnen vormen is
klager ook op de inkomstenafdeling geplaatst. Op de inkomstenafdeling is klager geobserveerd, maar er gaat een lange tijd overheen voordat een goed beeld van een gedetineerde kan worden gevormd. Op de vraag van de beroepscommissie waarom de maatregelen
steeds zijn verlengd antwoordt de directeur dat het voor de directeur moeilijk is om te bepalen op welk moment toezichtmaatregelen niet meer geïndiceerd zijn, zeker als een gedetineerde pas kort in de inrichting verblijft. De directeur verbaast zich
erover dat de aan klager opgelegde maatregelen niet zijn uitgevoerd. De directeur voert aan dat klager in ieder geval wel na zijn bezoek is gevisiteerd, omdat dit een standaardmaatregel is.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het beklag is gericht tegen de beslissing van de directeur om klager voor de derde keer gedurende een periode van veertien dagen toezichtmaatregelen op te leggen. Indien dit noodzakelijk is voor de handhaving van de
orde en veiligheid in de inrichting kan de directeur beslissen om aan een gedetineerde toezichtmaatregelen op te leggen. Alvorens hiertoe te beslissen dient de directeur een eigen belangenafweging te maken die voldoende inzichtelijk, op basis van
schriftelijke documentatie, is gemotiveerd en waaruit de noodzaak tot oplegging van de maatregelen duidelijk wordt. De enkele verwijzing naar de plaatsing van een gedetineerde op de GVM-lijst volstaat niet.
Uit de schriftelijke mededeling van de beslissing van de directeur van 26 oktober 2011 blijkt dat aan klager toezichtmaatregelen zijn opgelegd in verband met zijn plaatsing op de GVM-lijst, met het profiel ‘hoog’. Hoewel de directeur in een later
stadium nadere gronden voor die beslissing heeft aangevoerd, zijn in de schriftelijke mededeling, naast klagers plaatsing op de GVM-lijst, geen gronden vermeld die de oplegging van de toezichtmaatregelen kunnen rechtvaardigen. Gelet daarop overweegt de
beroepscommissie dat uit de beslissing van de directeur van 26 oktober 2011 niet is gebleken dat de directeur voorafgaande aan zijn beslissing tot oplegging van de toezichtmaatregelen een eigen belangenafweging heeft gemaakt. De beslissing is daarmee
onvoldoende feitelijk onderbouwd. Bovendien merkt de beroepscommissie op dat de door de directeur later aangedragen argumenten dat klager zou zijn ontvlucht uit een inrichting op Bonaire en dat klager betrokken zou zijn geweest bij een incident in een
inrichting op Curaçao, niet met schriftelijke documenten zijn onderbouwd. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu klager
ter
zitting heeft aangevoerd dat de hem opgelegde toezichtmaatregelen in de praktijk niet zijn geëffectueerd, zal aan klager evenwel geen tegemoetkoming worden toegekend.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het, gelet op de omstandigheden van het geval, begrijpelijk is dat de directeur heeft beslist om aan klager, gedurende de eerste veertien dagen na zijn binnenkomst in de inrichting, toezichtmaatregelen op
te leggen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld, en verklaart het beklag alsnog gegrond. Aan klager wordt geen tegemoetkoming toegekend.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 18 september 2012
secretaris voorzitter