Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2864/SGA, 14 september 2012, schorsing
Uitspraakdatum:14-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2864/SGA

Betreft: [klager] datum: 14 september 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 september 2012, voor zover inhoudende:
a. een disciplinaire straf van intrekking van de helft van het eerstvolgende verlof; en
b. de maatregel van intrekking van het bezoek zonder toezicht (BZT), voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie maanden.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 13 september 2012.

1. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. De wet stelt niet de eis dat een urinecontrole schriftelijk of mondeling moet worden aangekondigd. Aan de gedetineerde dient voorafgaand aan de
controle de reden van het onderzoek te worden medegedeeld en hem dient uitleg te worden gegeven over de procedure. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk dat dit is gebeurd. Nu de eerste urinecontrole heeft plaatsgevonden
toen verzoeker inmiddels zes weken in de inrichting verbleef, is het belang van een nulmeting in dit geval – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – komen te vervallen en kon de directeur op grond van de uitslag van het onderzoek aan klager een
disciplinaire straf als de onderhavige opleggen. Hetgeen verzoeker overigens naar voren heeft gebracht maakt dit (voorlopig) oordeel van de voorzitter niet anders. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel b:
De maatregel van intrekking van het BZT voor de duur van drie maanden is geheel voorwaardelijk opgelegd. In het kader van de onderhavige procedure kan de voorzitter enkel de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur schorsen. Nu er thans
nog
geen sprake is van een tenuitvoerlegging, komt de voorzitter niet toe aan een verdere beoordeling van dit onderdeel van het verzoek. Indien de maatregel alsnog ten uitvoer wordt gelegd, kan verzoeker dan alsnog om schorsing van die tenuitvoerlegging
vragen. Het verzoek zal ook ten aanzien van dit onderdeel worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven