nummer: 12/2647/GV
betreft: [klager] datum: 17 september 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.F. Deen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 augustus 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De reclassering en rapporterend psycholoog hebben het recidiverisico laag ingeschat. Dit oordeel heeft de rechtbank overgenomen. Het advies van het Openbaar Ministerie (OM) is hiermee in tegenspraak en dit advies zou niet van doorslaggevende betekenis
moeten zijn. Vanuit de inrichting is gesteld dat klager uitstekend functioneert. Klager heeft niet te horen gekregen dat zijn functioneren onder de maat is. Er zijn ook geen straffen of maatregelen opgelegd. Vermoedelijk was er sprake van slecht
functioneren in de beginfase van de detentie. Het multidisciplinair-overleg (m.d.o.) is positief ten aanzien van verlofverlening aangezien klager goed meedraait op de afdeling. Daarnaast moet slachtofferconfrontatie uitgesloten worden. Dit gelet op het
lange voorwaardelijke deel van de straf en de overige voorwaarden. Alle banden met het slachtoffer zijn gebroken en van de moeder van het slachtoffer is vernomen dat het slachtoffer is verhuisd naar een andere stad. De media heeft geen enkele
belangstelling voor de zaak getoond. In geval van verlof staat klager wel onder toezicht van de reclassering. Dit staat uitdrukkelijk vermeld in het strafvonnis. Bij het toekennen van verlof kan ondersteuning door De Waag worden verleend. Klager komt
over acht maanden vrij en een soepele overgang naar die situatie is wenselijker dan een plotselinge vrijlating.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft in het Penitentiair Psychisch Centrum Haaglanden (PPC) te Den Haag. Uit de rapportage van het PPC blijkt dat klagers functioneren te wensen overlaat en dat begeleiding c.q. ondersteuning gewenst is. Deze begeleiding wordt ook
noodzakelijk geacht tijdens verlof, maar er is geen enkele vorm van begeleiding of toezicht. Klager is een kwetsbare man die soms zeer emotioneel heftig kan reageren. Hij heeft zeker begeleiding nodig tijdens een verlof en zonder deze begeleiding kan
verlof problemen opleveren. Het opleggen van voorwaarden is een mogelijkheid, maar wordt eveneens niet toereikend geacht. Een verlofadres met een goede opvang kan wellicht een oplossing zijn, maar dat is nu niet het geval. Een verlof kan vooralsnog
niet
toegekend worden.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van het PPC heeft negatief geadviseerd. Hierbij is vermeld dat klagers functioneren op de afdeling te wensen overlaat. Daarnaast wil klager naar zijn woning zonder enige vorm van toezicht of begeleiding. Dit wordt onverantwoord
geacht en er is geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof.
Het m.d.o. van het PPC heeft positief geadviseerd en daarbij is vermeld dat klager goed meedraait op de afdeling.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te ’s-Gravenhage heeft geadviseerd het verzoek af te wijzen in verband met recidivegevaar, gevaar voor maatschappelijk onrust vanwege de ernst van het delict en/of mediagevoeligheid en het gevaar
voor slachtofferconfrontatie.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar, wegens een poging tot doodslag. De fictieve einddatum van de detentie valt op of omstreeks 18
augustus
2013.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Namens klager is verwezen naar de inhoud van het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 12 juli 2012. De beroepscommissie overweegt hierover dat volgens de bevindingen van de reclassering het recidiverisico laag wordt ingeschat. Het feit dat de
rechtbank een gedeeltelijk voorwaardelijke vrijheidstraf heeft opgelegd met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, is voorts in het algemeen geen grond om een verlofverzoek af te wijzen. Ook is het gevaar van slachtofferconfrontatie niet
onderbouwd en niet vermeld is hoe slachtofferconfrontatie kan worden voorkomen. Uit het advies van 14 augustus 2012 van het PPC blijkt overigens niet van forse contra-indicaties die een afwijzing van het verlofverzoek rechtvaardigen. Het beroep zal
daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu het gemiste verlofmoment nog ingehaald kan worden, acht de beroepscommissie geen termen
aanwezig
om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 17 september 2012
secretaris voorzitter