Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2453/GV, 10 september 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2453/GV

betreft: [klager] datum: 10 september 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.P. Friperson, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juli 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Klager gedraagt zich goed in de inrichting. Hij verblijft hier al sinds mei 2012. Nu pas wordt gesproken over gedragsinterventies. Dit veroorzaakt vertraging in klagers detentiefasering. Deze
vertraging is aan de directeur te wijten. Dat klager gefraudeerd heeft bij een urinecontrole, was grond om een eerder verlofverzoek af te wijzen. Dit feit dateert van meer dan vier maanden geleden. Klager vindt dat zijn belang op een goede en tijdige
voorbereiding op zijn terugkeer in de maatschappij dient te prevaleren boven eventuele andere belangen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was in april 2012 behulpzaam bij fraude bij een urinecontrole. Hiermee moet gesteld worden dat klager de inrichtingsregels niet nakomt. Gezien klagers leeftijd is sprake van een zeer lange delictsgeschiedenis (met name vermogensdelicten). Daarom
dient er tevens verdiepingsdiagnostiek plaats te vinden door de reclassering. Zonder interventies wordt de kans op het plegen van strafbare feiten hoog geacht. Gezien artikel 4, sub a en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna:
de Regeling), komt klager niet in aanmerking voor verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijheden commissie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Binnen Beginnen en het multidisciplinair overleg (m.d.o.) van de p.i. Dordrecht adviseren eveneens negatief. Hierbij
is
aangegeven dat onder meer aan de schulden gewerkt moet worden om recidive te voorkomen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te ‘s-Gravenhage heeft geen advies gegeven.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, waarvan twee jaar voorwaardelijk. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 april 2013. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zestien dagen en
dertig dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Klagers detentie is aangevangen op 12 april 2011. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Uit het advies van de p.i. Dordrecht van 16 juli 2012 volgt dat klager reeds een lange periode in aanraking komt met de politie. Hierin staat ook vermeld dat de reclassering thans geen gedegen plan van aanpak opstellen omdat er nog verdiepend onderzoek
moet plaatsvinden. Nergens blijkt uit dat dit laatste gegeven te wijten is aan klager. Nu in dit stadium van klagers detentie nog geen interventies kunnen worden aangeboden, kan het gevraagde verlof mogelijk een bijdrage leveren aan klagers
re-integratie. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van de hierboven genoemde belangen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep is daarom gegrond. De Staatsecretaris
zal
worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan
klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 10 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven