Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2073/GB, 7 september 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2073/GB

Betreft: [klager] datum: 7 september 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.R. Koenders, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 19 februari 2002 gedetineerd. Klager heeft zich in de periode van 23 april 2004 tot 5 februari 2012 onttrokken aan zijn detentie. Hij verblijft sedert 5 maart 2012 in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den
IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek afgewezen, omdat er sprake zou zijn van vluchtgevaar. Hierbij wordt verwezen naar het feit dat klager zich aan zijn detentie heeft onttrokken waarna hij Nederland is ontvlucht. Het is juist dat klager zich
in het verleden heeft onttrokken aan zijn detentie. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit ruim acht jaar geleden is gebeurd. Klager verbleef in Italië en hij is daar begin 2010 aangehouden om overgeleverd te kunnen worden aan Nederland. De
Italiaanse autoriteiten hebben klagers detentie geschorst en klager heeft zich bijna twee jaar lang driemaal per week gemeld bij de Italiaanse politie. Klager had toen ook kunnen ontvluchten. Klager is begin februari 2012 op eigen gelegenheid naar
Nederland gegaan om aan zijn detentieverplichting te voldoen. Onderweg naar Nederland is hij aangehouden in Zwitserland en hij heeft daar voor een verkorte procedure gekozen om zo spoedig mogelijk naar Nederland te kunnen worden overgebracht. Klager
heeft in de inrichting geen rapporten gekregen en hij houdt zich aan de regels. Voorts heeft klager begeleid verlof genoten om een rouwbezoek te kunnen brengen aan zijn overleden stiefvader. Dit bezoek was weliswaar onder begeleiding, maar het geeft
aan
dat klager kan omgaan met aan hem verleende vrijheden. Klager heeft niet de intentie om zich te onttrekken aan zijn detentieverplichtingen. De reclassering heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden aan klager. Klager is van
mening dat bij de beoordeling van het verlenen van vrijheden niet kan worden vastgehouden aan zijn onttrekking in 2004.
Klager wil benadrukken dat hij zichzelf heeft gemeld bij de Italiaanse autoriteiten waardoor de procedure bij het bureau Team Executie Strafvonnissen (TES) is aangevangen. Klager wilde zelf af van de onzekere situatie omtrent zijn openstaande straf. Er
is derhalve geen sprake van vluchtgevaar. Het bureau TES heeft geruime tijd geen actie ondernomen in klagers zaak. Klager is op eigen gelegenheid naar Nederland gegaan om zich te melden. Hij probeerde dus niet te vluchten.
Klager heeft het verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. mede gedaan om zijn familie te kunnen zien. Zijn vrouw en kind kunnen verblijven bij familie van klager in Nederland, zodat klager hen kan zien wanneer hij verlof heeft. Klager heeft zijn vrouw
en kind de afgelopen tijd niet gezien. Indien klager als vluchtgevaarlijk aangemerkt blijft, zou hij graag overgeplaatst willen worden naar een b.b.i. zonder regimair verlof, zoals bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten
van de inrichting, zodat hij meer vrijheden in de inrichting kan krijgen. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is in 2003 niet teruggekeerd van een onbegeleid incidenteel verlof waarna hij Nederland is ontvlucht. Op 5 februari 2012 is klager aangehouden in Zwitserland. Het bureau TES was belast met de opsporing en aanhouding van klager. Het Openbaar
Ministerie (OM), de politie en de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de detentiefasering of het verlenen van vrijheden vanwege het vluchtgevaar. Het OM geeft aan dat klager beschouwd moet worden als
vluchtgevaarlijk en dat de kans groot moet worden geacht dat klager zich wederom aan een verdere tenuitvoerlegging van de detentie zal onttrekken. De selectiefunctionaris is, gelet op de lange onttrekking, de recente aanhouding, het feit dat klager een
leven in Italië heeft opgebouwd en alle inspanningen die zijn verricht om klager in het buitenland aan te houden, van mening dat er een groot vluchtgevaar aanwezig is.
Klager heeft onder begeleiding van DV&O een rouwbezoek mogen brengen aan zijn overleden stiefvader. Dit betekent echter niet dat klager met vrijheden kan omgaan en dat er geen vluchtgevaar meer aanwezig is. DV&O is opgeleid om transporten te
begeleiden.

4. De beoordeling
4.1. Namens klager is verzocht het beroep ter zitting toe te lichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de
beroepscommissie het verzoek af.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een b.b.i. met daaraan gekoppeld het verlenen van regimaire verloven. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager zich voor een periode van bijna acht jaar heeft onttrokken aan zijn detentie. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde
omstandigheid, mede gelet op het feit dat klager pas sedert 5 februari 2012 opnieuw in detentie verblijft, een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. met daaraan gekoppeld het verlenen van regimaire verloven. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 7 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven