Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3029/TR, 11/3170/TR en 11/3343/TR, 13 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3029/TR, 11/3170/TR en 11/3343/TR

betreft: [klager] datum: 13 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van drie bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen beslissingen van 27 september 2011 en 11 oktober 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. N.A. Heidanus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
1.1 De Staatssecretaris heeft bij brief van 27 september 2011 medegedeeld dat klagers verzoek om hem conform de Fokkensregeling vervroegd te plaatsen in een tbs-inrichting wordt afgewezen.
1.2 De Staatssecretaris heeft klager bij brief van 11 oktober 2011 meegedeeld dat hij vanaf 13 november 2024 zal worden aangemerkt als tbs-passant.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 18 november 2005 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 jaren met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Bij brief van 17 augustus 2011 heeft de Staatssecretaris mr. N.A. Heidanus desgevraagd meegedeeld dat de wachtlijstdatum van klager is vastgesteld op 11 maart 2018 en dat klager vanaf die datum tbs-passant wordt.
Bij brieven van 22 augustus 2011 en 6 augustus 2011 heeft klagers raadsman de Staatssecretaris verzocht de beslissing van 17 augustus 2011 te herzien en te beslissen dat klager met toepassing van de Fokkensregeling met onmiddellijke ingang zal worden
geplaatst in een tbs-inrichting.
Op 19 september 2011 heeft klagers raadsman beroep ingediend tegen het uitblijven van een beslissing (11/3029/TR).
Bij brief van 27 september 2011 heeft de Staatssecretaris klagers raadsman meegedeeld dat het verzoek om vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting met toepassing van de Fokkensregeling wordt afgewezen. Daartegen is door klagers raadsman beroep
ingediend (11/3170/TR).
Bij brief van 11 oktober 2011 heeft de Staatssecretaris klagers raadsman meegedeeld dat bij nadere bestudering van klagers dossier is gebleken dat het Hof Den Haag bij de straftoemeting heeft geadviseerd dat de tbs niet eerder zal aanvangen dan nadat
klager de op te leggen gevangenisstraf volledig heeft ondergaan, dat daarom de wachtlijstdatum is vastgesteld op 13 november 2024 en dat de beslissing van 27 september 2011 daarmee is komen te vervallen. Tegen deze beslissing heeft klagers raadsman
eveneens beroep ingediend (11/3343/TR).
Klager verblijft in de locatie Norgerhaven van de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen.

3. De standpunten
Namens klager zijn de beroepen als volgt toegelicht.
Klager is in juli 2011 Fokkenswachtende geworden. Klager heeft de afgelopen jaren nimmer bericht ontvangen dat hij niet als Fokkenswachtende zou worden aangemerkt. Het is niet juist en niet gerechtvaardigd dat beroep wordt gedaan op afschaffing van de
Fokkensregeling. Klager valt onder de oude Fokkensregeling. Het is in strijd met artikel 7 EVRM en artikel 16 GW om klager met terugwerkende kracht niet in aanmerking te laten komen voor toepassing van de Fokkensregeling.
Hij verblijft al jaren in penitentiaire inrichtingen en ervaart veel psychische lijdensdruk, wat tot diverse incidenten heeft geleid. Hij wordt regelmatig gezien door psychologen die het wenselijk achten dat klager op korte termijn met zijn behandeling
kan beginnen. Klager is erg gemotiveerd om zo spoedig mogelijk met zijn behandeling te beginnen. Het is voor hem erg moeilijk te kunnen of moeten accepteren dat hij pas vanaf 11 maart 2018 dan wel 13 november 2024 met zijn behandeling zou mogen
beginnen. Klager wil met spoed conform de oude Fokkensregeling in een FPC worden opgenomen.

Namens de Staatssecretaris is inzake de beroepen het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager komt op basis van de geldende wet- en regelgeving niet in aanmerking voor vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting. Klager beroept zich op de Fokkensregeling, die echter is afgeschaft bij op 4 oktober 2010 in werking getreden Besluit van 24
juli 2010. Klager heeft pas op 13 juli 2011, derhalve na 4 oktober 2010, eenderde van de hem opgelegde gevangenisstraf ondergaan en komt daarom niet in aanmerking voor vervroegde plaatsing conform de oude Fokkensregeling. Verwezen wordt naar uitspraak
10/2191/TR.
Daarbij komt dat het Hof Den Haag heeft geadviseerd dat klagers tbs niet eerder dient aan te vangen dan nadat hij de op te leggen gevangenisstraf volledig heeft ondergaan.

4. De beoordeling
De beroepscommissie zal de beroepen opvatten als te zijn gericht tegen de beslissingen van de Staatssecretaris om klager niet met toepassing van de Fokkensregeling vervroegd te plaatsen in een tbs-inrichting en de wachtlijstdatum te bepalen op 13
november 2024. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (zie bijvoorbeeld uitspraak 07/2581/TR) kan klager in deze beroepen worden ontvangen.

De in de artikelen 42 (oud) en 43 (oud) Pm neergelegde Fokkensregeling hield in dat een tot gevangenisstraf veroordeelde aan wie tevens de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege was opgelegd (een zogeheten
combinatievonnis) en wiens vrijheidsstraf voor eenderde ten uitvoer was gelegd, in beginsel geplaatst werd in een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden. De Fokkensregeling is bij Besluit van 24 juli 2010 afgeschaft. Dit
besluit is op 3 augustus 2010 gepubliceerd in Staatsblad 2010, 312 en op 4 augustus 2010 in werking getreden. Sindsdien komen veroordeelden met een combinatievonnis pas in aanmerking voor plaatsing in een tbs-inrichting indien het ten uitvoer te leggen
gedeelte van de gevangenisstraf (in de regel tweederde) is ondergaan. Artikel III van het Besluit bepaalt dat het Besluit geen gevolgen heeft voor veroordeelden die op het tijdstip waarop het in werking treedt, reeds zijn geplaatst nadat eenderde van
de
opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd.

Klager is bij arrest van 18 november 2005 van het Hof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaren en tbs met verpleging van overheidswege. Dit arrest is op 3 december 2005 onherroepelijk geworden. Klager had op 13 juli 2011 eenderde van
de
hem opgelegde gevangenisstraf uitgezeten, welke datum is gelegen ná de inwerkingtreding van voornoemd wijzigingsbesluit.
De beroepscommissie heeft onder meer in haar uitspraken van 14 februari 2011 (10/2191/TR) en 23 augustus 2011 (11/36/TR) bepaald, dat geen aanspraak kan worden gemaakt op een vervroegde plaatsing als bedoeld in de Fokkensregeling indien vóór 4 augustus
2010 nog geen eenderde van de gevangenisstraf ten uitvoer was gelegd.

Gelet op het voorgaande komt klager niet in aanmerking voor vervroegde plaatsing op grond van genoemde Fokkensregeling. Aan de omstandigheid dat het door Hof Den Haag gewezen arrest dateert van vóór de afschaffing van de Fokkensregeling kan klager niet
het recht op een dergelijke plaatsing ontlenen.
Evenmin kon klager op grond van het arrest aan de destijds geldende regelgeving het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat hij zonder meer na eenderde van zijn gevangenisstraf te hebben uitgezeten in een tbs-inrichting zou worden geplaatst.

Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot de beslissing van de Staatssecretaris om de wachtlijstdatum te bepalen op 13 november 2024 wordt het volgende overwogen.
Op grond van artikel 15, tweede lid, Wetboek van Strafrecht wordt de veroordeelde tot een gevangenisstraf van meer dan twee jaren voorwaardelijk in vrijheid gesteld wanneer hij tweederde gedeelte daarvan heeft ondergaan.
In artikel 42 Pm staan redenen vermeld die aanleiding kunnen geven voor plaatsing op een eerder tijdstip dan het in artikel 15 Wetboek van Strafrecht genoemde tijdstip nadat tweederde van de gevangenisstraf is ondergaan.
In de wet- en regelgeving is geen bepaling opgenomen op grond waarvan de Staatssecretaris op voorhand kan beslissen tot plaatsing op een latere datum dan genoemd in artikel 15 Wetboek van Strafrecht, ook niet indien de strafopleggende rechter daartoe
krachtens artikel 37b, tweede lid, Wetboek van Strafrecht een advies heeft gegeven. De bestreden beslissing is daarom in strijd met de wet en het beroep tegen die beslissing zal daarom gegrond worden verklaard.
De bestreden beslissing dient dan ook te worden vernietigd, waardoor de bestreden beslissing van 27 september 2011 tot bepaling van de wachtlijstdatum op 11 maart 2018 zal herleven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen het niet toepassen van de Fokkensregeling ongegrond.
Zij verklaart het beroep tegen het bepalen van de wachtlijstdatum op 13 november 2024 gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 13 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven