Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1100/GA, 31 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:31-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1100/GA

betreft: [klager] datum: 31 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2012, gehouden in de locatie Ooyerhoek Zutphen, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.J. Weldam, en [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de
p.i.
Hoogeveen. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om klager vanuit een extramurale ISD-setting terug te plaatsen naar de p.i. Hoogeveen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Dat klager uitbehandeld zou zijn, was al veel eerder bekend dan
3 oktober 2011. Aan klager is nooit een waarschuwing gegeven dat hij zou worden teruggeplaatst. Het is dan ook een raadsel waarom op 3 oktober 2011 opeens is besloten om klager terug te plaatsen. De trajectcoördinator heeft ter zitting van het
gerechtshof Arnhem d.d. 10 mei 2012 erkend dat eerder had moeten worden aangegeven dat er geen behandelmogelijkheden meer waren voor klager. Klager betwist dat hij op 3 oktober 2011 tijdens het gesprek met het behandelteam heeft gezegd dat zijn zonen
die middag op het terrein van de FPA Cederborg zouden komen om met de begeleiding te spreken. Klager betwist tevens dat hij heeft gezegd dat hij zich bedreigd voelde door zijn zonen. Nu er tijdens dat gesprek geen tolk aanwezig was en klager niet goed
Nederlands spreekt, is het de vraag hoe het behandelteam dit van klager heeft kunnen horen. Bovendien zijn alle gesprekken met klager door het behandelteam in het Nederlands gevoerd, waardoor er grote vraagtekens geplaatst moeten worden bij de door het
behandelteam getrokken conclusies. Dat klager zich bedreigd zou voelen door zijn zonen, zoals blijkt uit het verslag van 6 december 2011, is zeer onaannemelijk. Later is gebleken dat werd bedoeld dat de begeleiders zich bedreigd voelden door klagers
zonen. Ook deze bewering is nergens op gestoeld, nu de FPA Cederborg afgesloten en beveiligd is waardoor de zonen niet binnen kunnen komen. Er zijn geen eerdere incidenten met klagers zonen bekend. Er hoefde dus niet gevreesd te worden voor escalatie.
Nu klager in een gesloten inrichting van de FPA Cederborg verbleef, hoefde ook niet te worden gevreesd dat klager zich zou onttrekken aan toezicht. Uit de beslissing van de selectiefunctionaris van 2 april 2012 komt naar voren dat klagers
terugplaatsing
een soort ‘time-out’ betrof, waarna zou worden beoordeeld of klager weer in de FPA Cederborg kon worden geplaatst. Dit is klager echter nooit eerder meegedeeld. Bovendien bleek uit de laatste behandelbespreking dat de terugkeer van klager naar de FPA
Cederborg uitgesloten was. Klager is vanaf 3 oktober 2011 tot 10 mei 2012 gedetineerd geweest in de p.i. Hoogeveen. In die periode heeft geen behandeling plaatsgevonden, waardoor klager geen WWB-uitkering heeft ontvangen. Derhalve wordt verzocht om aan
klager een tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wilde niet meewerken aan zijn behandeling in de FPA Cederborg. Op 3 oktober 2011 heeft er een behandelbespreking plaatsgevonden. Tijdens dat
gesprek heeft klager, die op dat moment geëmotioneerd was, aangegeven dat hij zich bedreigd voelde door zijn behandelaars en dat zijn zonen naar de FPA Cederborg zouden komen om met de behandelaars te spreken. Klagers zonen kunnen wel op het terrein
van de FPA Cederborg komen. Daardoor werd een reële kans aanwezig geacht dat de situatie zou escaleren en dat klager zich zou onttrekken aan detentie. Op grond van deze omstandigheden heeft de directeur besloten om klager op 3 oktober 2011 terug te
plaatsen naar de p.i. Hoogeveen. Voordat klager is teruggeplaatst is er telefonisch contact geweest met de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris heeft toestemming gegeven om klager terug te plaatsen en was dus op de hoogte van de beslissing om
klager terug te plaatsten. De selectiefunctionaris heeft bij beslissing van 27 oktober 2011 de beslissing van de directeur tot terugplaatsing van klager naar de p.i. Hoogeveen bevestigd.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 44m, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel kan de selectiefunctionaris, indien een gedetineerde niet of niet meer in staat of bereid is deel te nemen aan het ISD-programma in de laatste fase buiten de inrichting dan wel te
voldoen aan de daaraan verbonden voorwaarden, op grondslag van een advies van de directeur de gedetineerde terugplaatsen in de inrichting. Het vorenstaande sluit echter niet uit dat in zeer bijzondere gevallen een terugplaatsing van een gedetineerde
kan
plaatsvinden zonder dat daaraan een beslissing van de selectiefunctionaris ten grondslag ligt. In een dergelijk geval zal – in de kort na de plaatsing te geven beslissing van de selectiefunctionaris – die terugplaatsing bevestigd moeten worden, waarbij
gemotiveerd zal moeten worden waarom de bijzonderheden van het geval vereisten dat versneld tot terugplaatsing is overgegaan.

Klager is op 3 oktober 2011 door de directeur vanuit de FPA Cederborg te Zuidlaren teruggeplaatst naar de ISD-gevangenisunit van de p.i. Hoogeveen. De selectiefunctionaris heeft op 27 oktober 2011 ten aanzien van deze terugplaatsing een beslissing
genomen. Nu deze beslissing van de selectiefunctionaris eerst ruim drie weken na klagers overplaatsing is genomen, is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris niet kort – althans niet zo spoedig mogelijk – na klagers terugplaatsing
een beslissing heeft genomen waarbij die terugplaatsing is bevestigd. In de beslissing van 27 oktober 2011 wordt niet gemotiveerd waarom in dit geval sprake was van zo’n bijzonder geval dat versneld tot klagers terugplaatsing moest worden overgegaan.
De
beslissing van de selectiefunctionaris voldoet derhalve niet aan de hierboven gestelde eisen. De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw heeft om deze redenen bij uitspraak van 5 maart 2012 (nr. 11/4353/GB) de beslissing van
de selectiefunctionaris van 27 oktober 2011 vernietigd. Voorts blijkt uit die beslissing van de selectiefunctionaris niet dat de directeur de selectiefunctionaris op 3 oktober 2011 om advies heeft gevraagd en dat de selectiefunctionaris toestemming
heeft gegeven om klager versneld terug te plaatsen. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de door de directeur genomen beslissing tot terugplaatsing van klager vanuit de FPA Cederborg naar de p.i. Hoogeveen onbevoegd is
genomen. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

De selectiefunctionaris heeft op 27 oktober 2011 beslist dat klager moet worden teruggeplaatst naar de p.i. Hoogeveen en heeft daarmee de beslissing van de directeur bevestigd. De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73 van de Pbw heeft deze
beslissing van de selectiefunctionaris bij uitspraak van 5 maart 2012 vernietigd, omdat de beslissing onvoldoende was gemotiveerd. De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie op 2 april 2012 in een met redenen
omklede beslissing opnieuw beslist dat klager moet worden teruggeplaatst naar de p.i. Hoogeveen. Nu de beroepscommissie in het kader van de beroepsprocedure als bedoeld in artikel 72 e.v. van de Pbw (nog) geen inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de
beslissing van de selectiefunctionaris tot terugplaatsing van klager naar de p.i. Hoogeveen, is de beroepscommissie van oordeel dat (voorlopig) moet worden uitgegaan van de juistheid van de beslissing van de selectiefunctionaris. Nu de directeur in
zijn
beslissing is gesteund door de selectiefunctionaris zal de beroepscommissie aan klager geen tegemoetkoming toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
De beroepscommissie kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 31 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven