Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2621/GV, 30 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2621/GV

betreft: [klager] datum: 30 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 augustus 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft na de uitspraak van de beroepscommissie met nummer 12/2136/GV van 7 augustus 2012 (inhoudende gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden beslissing en opdracht om een nieuwe beslissing te nemen) klagers
verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking ingewilligd voor de duur van zeven dagen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is primair van mening dat de strafonderbreking van te korte duur is. Een strafonderbreking van zeven dagen is te kort om een structurele oplossing te vinden voor de ondersteuning van zijn vrouw
en
hun financiële problemen. Klager verwijst daartoe naar zijn verzoek tot strafonderbreking van 18 mei 2012. Klager begrijpt niet dat hem slechts een strafonderbreking van zeven dagen is toegekend, nu zowel de politie, het Openbaar Ministerie als de
vrijhedencommissie akkoord gaan met een langere strafonderbreking. De Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft aangeven dat het in het belang van klagers vrouw is dat klager strafonderbreking krijgt. Enkel omdat de Medisch
Adviseur van mening is dat een aantal dagen voldoende is, is aan klager een strafonderbreking van zeven dagen toegekend. Gelet op de psychische problemen van klagers vrouw en hun financiële situatie is een dergelijke korte strafonderbreking volgens
klager niet redelijk. Subsidiair is klager van mening dat hij ten onrechte feitelijk slechts zes en een halve dag strafonderbreking heeft gekregen. Hij verwijst daartoe naar zijn verlofpas.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De beroepscommissie heeft klagers beroep op 7 augustus 2012 gegrond verklaard in de uitspraak met nummer 12/2136/GV. Naar aanleiding van deze uitspraak is besloten om aan
klager
een strafonderbreking toe te kennen van zeven dagen. In de beslissing is opgenomen dat klager binnen deze tijd een structurele oplossing dient te hebben gevonden voor ondersteuning van zijn vrouw en de financiële problemen. Gelet op de verkregen
informatie en het beroepschrift is een strafonderbreking van zeven dagen volgens de Staatssecretaris voldoende om orde op zaken te stellen en structurele hulp te zoeken. Verder wordt namens de Staatssecretaris toegelicht dat naar aanleiding van het
ingestelde beroep contact is opgenomen met de locatie Zuid te Arnhem. Het personeel van die inrichting heeft te kennen gegeven dat er een fout is gemaakt en dat klager telefonisch zal worden geïnformeerd dat hij zich op woensdag 22 augustus om 8.00 uur
dient te melden, in plaats van op dinsdag 21 augustus om 17.00 uur.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Namens de officier van justitie (IRC) is aangegeven dat geen bezwaar bestaat tegen strafonderbreking in de (WOTS)-zaak van klager. De
vrijhedencommissie heeft geadviseerd om klager met strafonderbreking te laten gaan.
De politie heeft aangegeven dat er met betrekking tot klager en het adres waar het verlof zou gaan plaatsvinden, geen contra-indicaties bestaan waardoor strafonderbreking bezwaarlijk zou zijn.
De Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft aangegeven dat uit de ontvangen medische informatie van de GZ-psycholoog van klagers vrouw blijkt dat zij door haar klachten erg afhankelijk is van anderen, zij hierdoor een aantal
zaken niet kan regelen en zij hiervoor hulp nodig heeft van haar man. Op basis hiervan is volgens de Medisch Adviseur een korte strafonderbreking van een aantal dagen om zaken te (laten) regelen in het belang van de gezondheid van klagers vrouw en
medisch geïndiceerd.

3. De beoordeling
Klager is in Engeland een gevangenisstraf opgelegd van vijf jaar met aftrek, wegens een drugs gerelateerd delict. In het kader van een WOTS-procedure is hij op 23 april 2012 overgeplaatst naar Nederland. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt
op
of omstreeks 3 november 2014.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan (onder meer) strafonderbreking worden verleend voor de verzorging van een ernstig zieke partner of ouder(s).

In de eerdere uitspraak van de beroepscommissie met nummer 12/2136/GV van 7 augustus 2012 heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om strafonderbreking gegrond verklaard, omdat zij op basis van het advies van de
Medisch Adviseur - waarin werd geadviseerd om klager een korte strafonderbreking van een aantal dagen te verlenen in verband met de gezondheid van zijn vrouw - een strafonderbreking van een week medisch geïndiceerd achtte. De beroepscommissie heeft de
Staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak, hetgeen heeft geleid tot de thans bestreden beslissing. Gelet op het advies van de Medisch Adviseur, aan wie in gevallen als het onderhavige advies moet
worden gevraagd, daarbij in aanmerking genomen dat klager niet feitelijk heeft onderbouwd dat een langere strafonderbreking noodzakelijk is, acht de beroepscommissie de beslissing van de Staatssecretaris niet onredelijk of onbillijk. Zij gaat er
daarbij
vanuit dat, zoals de selectiefunctionaris stelt, aan klager inmiddels feitelijk een week strafonderbreking is verleend en niet slechts zes en een halve dag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven