nummer: 12/1502/TB
betreft: [klager] datum: 29 augustus 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 10 mei 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. Klagers raadsman [...] en de Staatssecretaris hebben bericht niet ter zitting aanwezig te zijn.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager om overplaatsing van FPC De Rooyse Wissel, locatie Maastricht naar een andere tbs-inrichting afgewezen.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 9 juli 2003 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 13 maart 2007 is hij geplaatst in FPC Oldenkotte te Rekken. Deze inrichting heeft op 25 november
2009 verzocht klager over te plaatsen. Klager is vervolgens op 16 december 2009 overgeplaatst naar FPC De Rooyse Wissel. Het door klager daartegen ingediende beroep is door de beroepscommissie bij uitspraak 09/3552/TB van 18 mei 2010 ongegrond
verklaard.
Klager heeft bij brieven van 9 november 2010, december 2010 en 16 maart 2011 verzocht om overplaatsing. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 13 mei 2011 afgewezen. Bij uitspraak 11/1575/TB van 17 november 2011 heeft de beroepscommissie
het door klager daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij brief van 6 maart 2012 heeft klager opnieuw verzocht om overplaatsing. De Staatssecretaris heeft dit verzoek op 10 mei 2012 afgewezen.
3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
In tegenstelling tot zijn vorige overplaatsingsverzoek is nu ook De Rooyse Wissel voor overplaatsing van klager naar een andere tbs-inrichting. Klager heeft dit kenbaar gemaakt aan de Staatssecretaris, maar die wil dat van de inrichting zelf horen.
Gezien het a-selecte plaatsingsbeleid van de Staatssecretaris en diens mening dat een spoedige voortzetting van de behandeling boven een regionale voorkeur gaat, begrijpt klager niet dat de Staatssecretaris niets van een overplaatsing wil weten en hem
in het Pieter Baan Centrum (PBC) gaat plaatsen. Daardoor wordt zijn overplaatsing vertraagd, terwijl De Rooyse Wissel al een overplaatsingstraject naar de Dr. S. van Mesdag of Veldzicht heeft uitgezet. Klager heeft nu al een jaar geen therapie meer.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De afwijzende beslissing van 10 mei 2012 is gerechtvaardigd, omdat de Staatssecretaris op dat moment geen bericht van De Rooyse Wissel over een wenselijke overplaatsing had ontvangen. Inmiddels heeft klager zijn vertrouwen in het behandelteam opgezegd
en ziet het behandelteam geen aanknopingspunten meer voor behandeling van klager. In juni 2012 zou worden besloten of de kliniek maatregelen voor klagers overplaatsing zal treffen.
Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof Arnhem van 25 juni 2012, waarbij de verlenging van klagers tbs door de rechtbank is bevestigd en waarin het Hof heeft overwogen het van belang te achten dat klager -in het kader van de te nemen beslissing
tot
overplaatsing- in het PBC wordt opgenomen om te onderzoeken hoe het behandel- en resocialisatietraject moet worden vormgegeven, heeft de Staatssecretaris besloten klager aan te melden voor opname in het PBC, waar hij vermoedelijk in september 2012
terecht kan. Na afronding van het onderzoek van het PBC zal worden bekeken in welke kliniek een nieuwe behandelpoging kan worden gestart dan wel welk resocialisatietraject in gang kan worden gezet.
4. De beoordeling
Ingevolge artikel 20, eerste lid, Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) kan de Staatssecretaris, met inachtneming van de eisen van artikel 11, tweede lid, Bvt, indien de omstandigheden zulks wenselijk achten, ambtshalve of op
schriftelijk
verzoek van het hoofd van de inrichting waarin de ter beschikking gestelde verblijft, beslissen dat de ter beschikking gestelde naar een andere inrichting zal worden overgeplaatst.
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Zoals de beroepscommissie bij uitspraak 00/657/TB van 20 november 2000 heeft overwogen, moet een afwijzing van het verzoek om overplaatsing van een ter beschikking gestelde worden gelijkgesteld met de weigering te beslissen op een verzoek tot
overplaatsing conform artikel 11 Bvt dan wel op een verzoek tot observatie als bedoeld in artikel 13 Bvt. De beslissing tot afwijzing van een verzoek om overplaatsing van een ter beschikking gestelde is op grond van deze uitspraak een voor beroep
vatbare beslissing.
Het vorenstaande brengt, in onderlinge samenhang bezien, mee dat de Staatssecretaris niet alleen op een verzoek van het hoofd van een inrichting moet beslissen over overplaatsing. Ook een ter beschikking gestelde kan een overplaatsingsverzoek bij de
Staatssecretaris indienen, waarop de Staatssecretaris dan op grond van artikel 20, eerste lid, Rvt “ambtshalve” dient te beslissen.
De Staatssecretaris dient derhalve een verzoek van een ter beschikking gestelde tot overplaatsing in behandeling te nemen en dient uit zorgvuldigheidsoverwegingen de inrichting van verblijf om inlichtingen te vragen voordat hij op het
overplaatsingsverzoek een beslissing neemt. De zorgvuldigheid vereist immers dat de Staatssecretaris, indien deze anders dan op verzoek van het hoofd van de inrichting, een beslissing als de onderhavige moet nemen, zelfstandig inlichtingen bij het
hoofd
van de inrichting inwint op basis waarvan die beslissing kan worden genomen.
Bij uitspraak 11/1575/TB van 17 november 2011 heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de Staatssecretaris in redelijkheid op de informatie van De Rooyse Wissel over nog bestaande behandelmogelijkheden heeft mogen afgaan en het overplaatsingsverzoek
heeft mogen afwijzen. De beroepscommissie heeft daarbij opgemerkt er van uit te gaan dat de inrichting, indien ook zij de mening is toegedaan dat klagers behandeling daadwerkelijk in een impasse komt, tijdig een overplaatsingsverzoek zal indienen,
opdat
klager spoedig naar een andere inrichting kan worden overgeplaatst.
Zeker nu klager zelf in zijn laatste overplaatsingsverzoek heeft opgemerkt dat ook De Rooyse Wissel inmiddels overplaatsing aangewezen acht, had de Staatssecretaris zelf het standpunt van De Rooyse Wissel moeten vragen teneinde goed ingelicht een
zorgvuldige beslissing op klagers verzoek tot overplaatsing te kunnen nemen.
Gelet hierop en op de omstandigheid dat alsnog een overplaatsingstraject in gang is gezet en klager in dat kader in het PBC zal worden geplaatst om te onderzoeken in welke kliniek hij kan worden geplaatst dan wel een resocialisatietraject kan worden
uitgezet, moet de beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Nu de bestreden beslissing dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Staatssecretaris opdragen met inachtneming
van deze uitspraak en de onderzoeksresultaten van het PBC een nieuwe beslissing op klagers overplaatsingsverzoek te nemen.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding om een tegemoetkoming toe te kennen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op met inachtneming van deze uitspraak en de onderzoeksresultaten van het PBC een nieuwe beslissing op klagers overplaatsingsverzoek
te nemen.
Zij ziet geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 augustus 2012
secretaris voorzitter